‘De esthetiek, dat hebben we wel gehad’

 

‘Smart City’ is het thema van de Internationale Architectuurbiënnale Rotterdam. Volgens curator Maarten Hajer – tevens faculteitshoogleraar Urban Futures aan de Universiteit Utrecht en tot voor kort directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving – is die slimme stad van de toekomst meer dan techniek en esthetiek, maar ook een sociaaleconomische en culturele opgave: ‘smart urbanisme’ noemt hij dat: ‘Net als met de ov-fiets zullen mensen de auto minder in eigendom hebben maar vaker ritten kopen.’

 

Tekst Rob van der Bijl en Bert Bukman / foto Christiaan Krouwels

Als directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving was hij nauw betrokken bij de vorige IABR, die zich vooral richtte op de kringlopen van de stad, en nu mag hij het voor de editie 2016 zelf gaan doen. ‘Next economy’, dat is het thema dat hij als curator meekreeg, met als achtergrond de dringende vraag hoe ruimtelijk ontwerp kan reageren op de veranderende economische en technologische dynamiek.

‘Een boeiend onderwerp’, zegt Maarten Hajer in de vergaderkamer van het Planbureau voor de Leefomgeving in het hart van bestuurlijk Den Haag, waar wij hem spraken op een van de laatste dagen eind 2015 dat hij hier in functie was. ‘We zijn wat de relatie betreft tussen ruimtelijk ontwerp en de economie toe aan een nieuwe stap. Veertig jaar hebben we gewerkt met concepten als bedrijventerrein, woonwijk en station. Maar die begrippen zijn gedateerd. Bedrijven zitten in woonwijken, stations ontwikkelen zich tot ontmoetingsplekken.’

Deze gedachtes sluiten nauw aan bij een thema dat Hajer al langer ter harte gaat: het veelbesproken begrip smart city en de steeds meer in het oog lopende beperkingen daarvan. ‘Wat mij betreft is de smart city interessant, maar lang niet het hele verhaal. Technologie is onmisbaar voor de ontwikkeling van de stad, maar de manier waarop dat de laatste tijd vorm krijgt draagt te weinig bij aan het oplossen van de grote uitdagingen waarvoor we staan. Technologiebedrijven en ICT’ers hebben de smart city gekaapt. Leuke snufjes, innovatieve gadgets, daar gaan we de grote problemen van de stad niet mee oplossen. Het optimisme waarmee zij naar de stad van de toekomst kijken spreekt me overigens wel zeer aan, maar als het daarbij blijft heeft het iets kinderachtigs. Smart city is daarom wat mij betreft een begrip dat we niet meer gebruiken. Ik wil een pleidooi houden voor smart urbanism.’

PBL-directeur

Volgens Maarten Hajer hangt deze trend samen met de stilstand in het denken over ruimtelijke inrichting. ‘Veel beleidsmakers, en ook nog veel ontwerpers helaas, zijn blijven steken in de twintigste eeuw. Ze richten zich in de eerste plaats op de afzonderlijke onderdelen van de stad – de huizen, de wegen, de infrastructuur – en te weinig op het geheel, op de nieuwe cross-overs en de onderlinge samenhang. Daar hebben we niet zo veel meer aan. De grote kwesties die spelen in onze maatschappij vragen om een andere, bredere visie.’

Het zijn die grote kwesties waar Maarten Hajer zich over boog als directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving waarvan hij zeven jaar geleden de eerste directeur werd. ‘We hebben een aantal moeilijke klussen geklaard, waaronder een onderzoek naar fouten in een rapport van het VN-klimaatpanel IPCC over de gevolgen van klimaatverandering in de wereld. Dat was een uitdaging, want je ging immers op zoek naar fouten in het werk van collega-wetenschappers, in het volle bewustzijn overigens dat foutenvrije wetenschap niet bestaat.’

Los hiervan bespeurt Maarten Hajer een toenemende belangstelling voor thema’s die mede door het Planbureau op de agenda zijn gezet. ‘De relatie tussen mobiliteit en verstedelijking bijvoorbeeld, maar ook de verhouding tussen natuur en landbouw en tussen voedsel en milieu. Niet dat al die thema’s al een vaste plaats hebben verworven in de beleidsstukken, maar in het maatschappelijke debat zijn ze volop present. Eén grote frustratie is er wel: dat we er niet in zijn geslaagd het kabinet en de Tweede Kamer ervan te overtuigen de klimaatverandering substantieel aan te pakken. Ik ben er van overtuigd dat een goed functionerende economie zonder fossiele energie mogelijk is.’

Eenzaamheid

Als curator van de IABR houdt Maarten Hajer zich onder meer bezig met het toenemende aantal ouderen. ‘Verzorgingstehuizen hebben hun langste tijd gehad en mensen moeten langer thuis blijven wonen. Dat heeft allerlei consequenties, medisch, maar ook sociaal. Hoe ga je daarmee om? Hoe zorg je ervoor dat al die mensen hun pillen op tijd innemen, maar ook: hoe zorg je ervoor dat ze niet te veel geïsoleerd raken? Want eenzaamheid onder ouderen neemt toe. Als we dat niet oppakken vertaalt het zich in nieuwe gezondheidsproblemen.



'Hoe programmeren we de stad zo dat ouderen vitaal blijven, plezier houden en een nuttige bijdrage kunnen leveren aan de samenleving, ook na hun  pensionering?'

 

‘ICT kan een bijdrage leveren aan een oplossing, maar je bent er niet door iedere oudere een Apple Watch te geven. Er wordt meer gevraagd, juist ook in de ruimtelijke inrichting. Hoe programmeren we de stad op zo’n manier dat ouderen vitaal blijven, contact houden met elkaar, plezier houden in hun leven en een nuttige bijdrage kunnen leveren aan de samenleving, ook na hun officiële pensionering? Dat zijn maar enkele van de vele vragen waar politici en bestuurders de komende jaren voor worden gesteld, maar ontwerpers even goed. Een van de IABR-ateliers, dat in Utrecht is gehouden heeft zich daarover gebogen.’

Een schrijver en wetenschapper die wat dit betreft herwaardering verdient is volgens Maarten Hajer de Amerikaanse historicus Lewis Mumford, wiens boek ‘The City in History’ uit 1961 een pleidooi is voor een organische stad. In Mumfords visie is dat een stad die niet wordt gedomineerd door de technologie, maar waar technologische innovatie in een gelijkmatig tempo meebeweegt met andere, sociale, economische en culturele ontwikkelingen.

Aanwinst

Smart urbanism avant la lettre dus. ‘Een interessant voorbeeld uit onze tijd zie je in Parijs, waar de fiets ineens zijn intrede heeft gedaan in het straatbeeld. Zag je vroeger ooit één Parijzenaar fietsen? Nee, maar inmiddels is de fiets in Parijs een geaccepteerd vervoersmiddel. Dat is een rechtstreeks gevolg van deel-systemen die niet denkbaar zouden zijn zonder moderne technologie.

‘In Nederland is de ov-fiets een vergelijkbare aanwinst. Want weet je nog hoe moeilijk het vroeger was om een fiets te huren? Een verhuurder zoeken, een formulier invullen met drie doordrukken op carbonpapier, honderd gulden borg betalen... Dat was voor de echte doorzetters. Slimme technologie heeft hier verandering in gebracht. Je haalt je pasje langs een scanner en je bent klaar. Met alle positieve gevolgen van dien voor het verkeer in de stad.’

Minder in eigendom

De fiets noemt Maarten Hajer een van de belangrijkste vervoermiddelen van deze eeuw, zoals de auto dat van de vorige eeuw was. Een vervoermiddel waarvan het ruimtebeslag onvergelijkbaar veel kleiner is. Daarnaast zal de auto transformeren naar een servicesysteem. ‘Mensen zullen de auto minder in eigendom hebben maar vaker ritten kopen.’

Een vergelijkbare ontwikkeling kan plaatsvinden in de woningbouw, waar de wal het schip keert als het om weer een nieuwe Vinex-locatie in de polder gaat. ‘Projectontwikkelaars hebben grote posities in het buitengebied. Die willen ze graag nog te gelde maken. Maar er is veel voor te zeggen om grootstedelijk wonen te promoten.

 

‘Projectontwikkelaars hebben grote posities in het buitengebied. Die willen ze graag nog te gelde maken. Maar er is veel voor te zeggen om grootstedelijk wonen te promoten'

 

‘Bij de IABR zien we nu al andere woningplattegronden langskomen. Kleiner, met andere indelingen ook. Mensen zullen bepaalde diensten meer buitenshuis gaan genieten, om te beginnen bij het eten. We bewegen naar een cultuur zoals de inwoners van metropolen als New York al hebben, die hun huis gebruiken als uitvalsbasis en van wie de sociale contacten zich vooral elders en in de publieke ruimte afspelen. Grote woningen zijn daar niet meer te betalen. Men kiest voor kleine appartementen maar dicht bij alle voorzieningen.

‘Dat hoeft overigens niet altijd piepklein te betekenen. Gestapelde woningen met een flinke buitenruimte, dat zijn volgens mij de woningen van de toekomst, ook weer vanwege de ouder wordende bevolking. Voor rijtjeshuizen met een tuin blijft natuurlijk belangstelling bestaan, maar minder. Dat willen projectontwikkelaars vanwege hun financiële belangen niet altijd zien.’

Organische gebiedsontwikkeling

Ook hiervoor geldt weer, meent Hajer, dat de vraagstukken van de ruimtelijke inrichting niet in een beperkte context het hoofd kan worden geboden. Daarmee komen we op het thema gebiedsontwikkeling, die de afgelopen jaren in Nederland en in de rest van de wereld in een crisis verkeerde, onder meer vanwege problemen met de financiering. ‘Wat je nu op een aantal plekken ziet is een organische gebiedsontwikkeling, waarbij vele partijen samenwerken. Dat gaat om corporaties, ontwerpers, een waterbedrijf, toekomstige bewoners. Zeer interessant. Ze maken de businesscase door op onconventionele wijze gebruik en verbruik met elkaar te verbinden.’

We kunnen er in ieder geval niet meer omheen dat burgers zelf initiatieven tot ontwikkeling nemen, benadrukt Maarten Hajer. ‘Ze wekken individueel of in groepsverband hun eigen elektriciteit op, zoals Duitsland al op grote schaal gebeurt en waardoor daar de traditionele grootschalige energiebedrijven in zwaar financieel weer verkeren. Aan dit soort lokale initiatieven kleeft overigens op termijn wel een gevaar. Denk je eens in dat burgers ook autonoom worden op bijvoorbeeld afvalwerking. Willen ze dan nog wel doelbelasting afdragen voor waterzuivering en dergelijke?’

Einddoel

In een essay dat hij in 2011 als directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving pleit Maarten Hajer voor een nieuwe verhouding tussen burger en staat schreef. Hij licht toe: ‘In een energieke samenleving sluit de overheid veel beter aan op wat er in de maatschappij leeft’, licht hij toe. ‘Ze stuurt op een einddoel maar geeft burgers en ontwerpers ruimte om aan de realisering te werken. Niet langer alles voorschrijven of vastleggen in een blauwdruk, maar wel duidelijk sturen op het einddoel. Bijvoorbeeld niet van boven een energielabel opleggen, of een ICT-infrastructuur uitrollen, maar een gewenst resultaat vastleggen voor klimaatneutrale ontwikkeling.

‘Inmiddels kunnen we woningen al klimaatneutraal maken. Als dat wordt opgeschaald hebben we een revolutie ontketend. Ontwerpers zouden daar dichter op moeten gaan zitten. Wat kunnen we nog meer nu zulke radicale resultaten al worden geboekt? Kunnen we ook nadenken over wat een verspreid model van energieopwekking op termijn kan betekenen voor de dynamiek van de straat of buurt?’