'Omarm de logica van anderen'

Karin Peeters (links) en Berte Daan.

 

De wereld heeft geen baat bij conceptuele kortetermijnplannetjes, vinden socioloog Karin Peeters en landschapsarchitect Berte Daan. Daarom nemen ze uitgebreid de tijd om een plek goed te leren kennen om vervolgens hun blik te richten op de verre toekomst. Voor veel opdrachtgevers is deze werkwijze lastig. ‘Wat onze voorstellen betekenen voor keuzes in het hier en nu, is te confronterend.’

 

Tekst Marieke Berkers

Foto Christiaan Krouwels

 

Karin Peeters en Berte Daan voerden al jaren een eigen ontwerppraktijk voordat ze in 2019 gingen samenwerken en in 2021 in Leeuwarden het bureau Peeters en Daan stichtten. In expertise vullen ze elkaar aan. Daan is landschapsarchitect en Peeters is stadssocioloog en stedenbouwkundige.

Ze kennen elkaar via een brief. Daan: ‘Ik verhuisde van Westzaan naar Friesland en wilde hier vakgenoten leren kennen. In het kader van de Culturele Hoofdstad 2018 had de Commissaris van de Koning verschillende ontwerpers gevraagd een brief te schrijven over creativiteit in de noordelijke regio’s. Ik ben al die brieven toen gaan lezen en die van Karin stak er met kop en schouders bovenuit. Ze agendeerde de komst van een circulaire bouwplaats (Peeters: ‘Die is er inmiddels!’) en sprak tegelijkertijd ook liefdevol over haar buurman en hoe ze samen het opbinden van stokbonen onder de knie probeerden te krijgen. Toen ik door de gemeente Amsterdam werd gevraagd om een pitch te doen voor het maken van een inspiratieboek over spelen in de stad vroeg ik Karin om mee te doen.’

Peeters wist vanwege haar achtergrond in de sociologie precies de goede draai te geven aan het project. In plaats van over kinderen te schrijven, ging ze met hen op ontdekkingstocht door de stad. Peeters: ‘Ik was vooral nieuwsgierig naar elementen in de stad die kinderen onderweg naar de speelveldjes prikkelen om te gaan spelen. Want spelen in de stad moet overal kunnen, niet alleen op geplande speelplekken.’

 

Engelengeduld

Peeters en Daan delen het besef dat het nemen van tijd belangrijk is om plek- ken echt goed in de vingers te krijgen. Peeters onderzoekt met engelengeduld gebruikersgroepen en gebruik van plekken en Daan duikt graag diep in de landschapsanalyse. Ze leerde het belang daarvan in Zwitserland. ‘Ik startte met een opleiding architectuur aan de TU in Delft. Maar daar miste ik het onderzoek naar de ruimtelijke schaal – wat ervaren we? De nadruk lag op het bedenken van concepten en het uittekenen van details. Op de ETH in Zürich kwam ik landschapsarchitect Günther Vogt tegen, bij wie ik echt ben opgeleid als landschapsarchitect. In Zwitserland ga je als landschapsarchitect welhaast te werk als een restauratiearchitect. Het landschap met al zijn verschillende hoogtes is zo alomtegenwoordig en heeft zoveel kwaliteit, daar kun je niet anders dan omzichtig mee omgaan. In Nederland beschouwen we het landschap altijd als iets maakbaars. We willen het naar onze hand zetten.’

 

De Zwitserse precisie vraagt om gedegen onderzoekswerk. Je moet het land- schap snappen, wil je de juiste ingreep doen. Maar die precisie komt ook het Nederlandse landschap ten goede, vindt Daan. ‘Het zou altijd moeten gaan om het ontwerpen van een goede ruimte, niet een goed concept. In de werkelijke wereld staat er geen landschapsarchitect die gebruikers vertelt vanuit welk idee het ontwerp is ontstaan. Een ontwerp moet op eigen benen kunnen staan.’

 

Goed onderzoek

Waar Daan in haar keuze voor haar vak de lijn van de familie volgde – ze komt uit een familie van architecten en biologen – keerde Peeters zich juist af van haar afkomst. ‘Wij hadden thuis een melkveehouderij en ik zette me af tegen die cultuur. Ik koos voor een kunstopleiding, meer in het bijzonder voor kunst en publieke ruimte. Daar zat ik trouwens niet helemaal op mijn plek. Ik wist niet goed wat te ontwerpen in de publieke ruimte. Vaak vond ik die enorm overprikkeld. Wat moest ik daar nog aan toevoegen? Liever wilde ik iets weghalen. Eigenlijk keek ik toen al met de blik van een stedenbouwer.’ ‘Een stedenbouwer met de gum,’ vult Daan aan. Peeters vervolgt: ‘Omdat ik niet tot een ontwerpvoorstel kwam, ging ik met de mensen op locatie in gesprek. Die gesprekken bleken reuze boeiend. Als een bewoner vertelde dat ‘s avonds de brommers kwamen, wilde ik dat met eigen ogen zien. Ik leerde dat door een langdurig verblijf op plekken je ze beter gaat begrijpen.’

Het werd een methode die Peeters overal toepaste. ‘Mensen herkennen in de taal die je gebruikt en de keuzes die je maakt dat je plekken echt bent gaan begrijpen.’

 

Opdrachtgevers daarentegen herkennen niet altijd de meerwaarde van goed onderzoek. Althans, ze willen er niet voor betalen. Peeters: ‘We zijn daarom kritisch op de keuze van onze opdracht- gevers. Met projectontwikkelaars werken we amper, want die denken te veel vanuit individueel eigenaarschap en te weinig vanuit maatschappelijk belang. Liever werken we voor gemeenten.’

 

Stemmen laten landen

Je moet je als ontwerper ook bewust zijn dat je nooit voor jezelf ontwerpt, maar altijd voor anderen, legt Peeters uit. Dat lijkt eenvoudig, maar is best moeilijk. ‘Je moet je eigen aannames kritisch bevragen, je moet de onlogica van anderen omarmen. Aan ons ontwerpers vervolgens de taak om vanuit de analyse een herkenbaar verhaal te schetsen, één waarin ook ruimte is voor nieuwe opga- ven. Vasthouden van kernkwaliteiten betekent niet dat je een stolp over een gebied moet zetten.’

 

Als voorbeeld noemt ze de kwaliteitsregels voor het beschermde dorpsgezicht van Vlieland. ‘Daar is de lijn van de geschiedenis heel lang. Maar het dorp heeft in het verleden ook met heel wat veranderingen mee moeten bewegen. Dat ze nu om opgaven als verdroging, piekbuien en hitte een plek moeten geven hoort dus ook bij hun cultuur.’ Daan: ‘Werken op een participerende manier wordt redelijk gemakkelijk gefinancierd door publieke opdrachtgevers, terwijl voor het ontwerp zelf weinig budget is.’ Terwijl een goed doordacht ontwerp nodig is om al die stemmen van stakeholders te laten landen, op zo’n manier dat bestaande kwaliteiten worden geborgd en nieuwe opgaven een plek krijgen.

 

Honderd jaar

In Arnhem werkt Peeters en Daan met Office Winhov en Steenhuis Meurs aan een landschappelijke visie voor de transformatie van het voormalig Kema-terrein. Vanuit de cultuurhistorie en een landschapsanalyse zijn kwaliteiten benoemd. Ook is onderzocht hoe deze in samenhang van meerwaarde zijn voor het gebied. Hoe nu ervoor te zorgen dat investeerders straks die samenhang ook zien en bij vervolgstappen gaan pleiten voor het borgen ervan? Om het gesprek daarover aan te gaan, maakte Daan een maquette. Die moest niet alleen doelmatig, maar als object ook mooi zijn. Hij moet inspireren om het gesprek over de toekomst van de plek zorgvuldig te voeren en nieuwe ingrepen te testen.

 

De laatste tijd krabben Peeters en Daan zich steeds vaker achter de oren bij het maken van toekomstvisies. De tijdspanne is vaak twintig jaar, terwijl verder kijken in de tijd zou leiden tot betere oplossingen. Peeters: ‘In Vlieland werkten we aan het kwaliteitskader van de Omgevingsvisie. Daar gaat het debat over hoe je kunt behouden wat je hebt, en het ongewenste kunt tackelen. Wij kijken liever verder weg. We weten dat het eiland over honderd jaar door de werking en de kracht van de zee niet meer op dezelfde plek ligt. Wat betekent die kennis voor keuzes nu? Moet je niet accepteren dat het water heel soms je huis kan instromen en voor die werkelijkheid ontwerpen in plaats van wat men deed in 2024: het aanleggen van een versterkte dijk?'

 

‘Spelen in de stad moet overal kunnen, niet alleen op geplande plekken’

 

Het tweetal vroeg zich af welke plekken de beste ‘volhoudbaarheid’ hebben, het meest veerkrachtig en toekomstbestendig zijn. In Leeuwarden kregen ze via Atelier Stadsbouwmeester de kans om dat uit te zoeken. De ontwerpers kozen verschillende plekken uit en brachten per locatie van alles in kaart, zoals paalrot, dichtheid, wateroverlast, leefbaarheid of de mate van eenzaamheid. Sommige plekken kwamen er positiever uit dan andere. Dat gaf problemen, uitkomsten kwamen in conflict met elkaar. Daan: ‘Een plek kan laag scoren op eenzaamheid, maar ondertussen gaat er wel de laatste kievit dood. Het onderzoek laat zien dat een puur data- gedreven aanpak niet werkt. Data kan helpen een plek te begrijpen, maar uiteindelijk moet je prioriteren en dus kiezen.’

 

Jonge aanwas

Het discours in het Noorden een beetje opschudden is wel besteed aan Peeters en Daan. Al zouden ze wel graag meer jong talent in het Noorden willen zien dat hetzelfde doet. Wat hier mist zijn masteropleidingen stedenbouw en landschapsarchitectuur die als vanzelf voor de jonge aanwas zorgen, legt Peeters uit. ‘En het zou zorgen voor meer expertise bij opdrachtgevers, wat ontwerpwerk ten goede komt.’

 

Wat mag er nog meer op de agenda? ‘We hebben een enorme wensenlijst,’ vertelt Peeters. Ze somt op: het maken van langjarige afspraken met boeren, het benutten van wat eens een ecologische hoofdstructuur was.’ Daan zucht: ‘Maar we kwamen erachter dat al onze wensen gefrustreerd worden door de huidige politiek. Hoe brengen we daar als ontwerpers beweging in?’

Peeters zou graag iets willen doen met de twee werelden waarin ze leeft: die van haar familie van boeren en die van mensen waarmee ze werkt. ‘Stedelingen hebben vaak mooie ideeën over duurzaam voedsel, maar vergeten dat dit vakmanschap vraagt. Ik begrijp beide werelden en zie ook dat de huidige manier van boeren niet houdbaar is. Maar ik merk aan de keukentafel op de boerderij hoeveel pijn en onzekerheid verandering geeft. De transitie vergt niet alleen iets van boeren, maar ook van stedelingen – zij moeten hun kijk op voedsel en landschap aanpassen.’

 

Daan veert op: ‘Voedselpark Amsterdam, daar krijg ik energie van. Dat park is gepland in de Lutkemeerpolder, het laatste stukje landbouwgrond van Amsterdam. Een stichting gaat al zeven jaar de barricaden op om dit stukje land te behouden voor duurzame voedselproductie.’ Samen met Office Overzee maakte Peeters en Daan een ruimtelijk ontwerp voor de 9,5 hectare grond. Water is de ruimtelijke drager. Met dat plan won de stichting onlangs een aanbesteding. Daan: ‘Daarmee zijn ze nu naast actievoerders ook partner geworden van de gemeente, een heel spannend moment. Ik ben diep onder de indruk hoe deze groep zo’n stevige solide basis legt voor dit gebied. Ze doen het gewoon!’ Ook actievoeren heeft baat bij een kwalitatief ruimtelijk plan, zo blijkt maar. Dat stemt positief. Daan: ‘Ook ben ik blij dat we in ons werk altijd beginnen bij het landschap. Een gezonde bodem is de basis die voor iedereen belangrijk is. Dat is ons hartstochtelijk pleidooi voor elke plek waar we aan werken.’

 

 

Dit interview verscheen eerder in Blauwe Kamer 3-2025.