In het maartnummer: Van wie is het veen?

Illustratie: Sander Hermens

 

Er is geen gebied dat al zo lang in een impasse verkeert als het Nederlandse veenweidegebied. De vicieuze cirkel van inklinking en bodemdaling houdt de lage veenpolders in West-Nederland en Friesland sinds tijden in zijn greep. In dit dossier verkennen we oplossingen waarmee de patstelling doorbroken kan worden. En we onderzoeken welke rol het ruimtelijk ontwerp speelt.

De problematiek van het zakkende veen – we leggen het nog een keer uit. Door bemaling ten behoeve van voornamelijk de melkveehouderij daalt het waterpeil. Dit leidt ertoe dat het veen wordt blootgesteld aan de buitenlucht en oxidatie optreedt. Daardoor klinkt het veen verder in en daalt het maaiveld, waarna voor de landbouw het waterpeil verder verlaagd moet worden. Dat leidt weer tot oxidatie, inklinking en bodemdaling.

 

Decennialang is die bodemdaling voor lief genomen. De agrariërs kunnen op de meeste plekken nog prima uit de voeten, vooral ook omdat de waterschappen desnoods voor elke boer een eigen slootpeil regelen. Maatschappelijk gezien staat bodemdaling nauwelijks in de belangstelling en de dreigende teloorgang van een van de grootste aaneengesloten veengebieden ter wereld is nooit een serieus argument gebleken. Fotograaf Hans van der Meer wandelde op verzoek door de Krimpenerwaard, waar met herinrichtingprojecten de balans tussen landbouw, waterbeheer, natuur en recreatie hersteld moet worden. Zijn foto’s tonen een eeuwenoud landschap in strijd met zichzelf.

 

In de argeloze houding lijkt langzaam verandering in te komen, onder andere door de toenemende aandacht voor klimaatverandering en de hard oplopende kosten. Het Planbureau voor de Leefomgeving publiceerde in het najaar een alarmerend rapport over de te verwachten uitgaven tot 2050. In de steden kan de schade door bodemdaling aan infrastructuur oplopen tot maar liefst 5,2 miljard euro. De vier miljoen ton CO2 die jaarlijks vrijkomt kost de samenleving 158 miljoen euro per jaar.

 

De oplossingen liggen voor de hand, zo blijkt uit dit speciaal samengestelde dossier. Veel experts pleiten voor een combinatie van onderwaterdrainage, vernatting en extensieve landbouw om de bodemdaling af te remmen. De grote vraag is wie het voortouw neemt. Zijn dat de agrariërs of moeten waterschappen gewoonweg nieuwe vormen van waterbeheer introduceren, zoals het samentrekken van de talloze peilvakken?

Volgens de Zuid-Hollandse gedeputeerde Rik Janssen en dijkgraaf Hans Oosters moeten zowel de overheid als de samenleving in actie komen. In een gesprek met redacteur Marieke Berkers benadrukken beide bestuurders de wisselwerking: ‘Burgers, ondernemers en boeren moeten zich meer bewust worden dat niet alle risico’s gedekt worden door de overheid en zelf vaker tot actie overgaan.’ Dit sluit aan bij de wijze waarop in Gouda de extreme bodemdaling de komende jaren wordt aangepakt. Daar slaan de gemeente, het bedrijfsleven en kennisinstellingen de handen ineen om met onderzoek en proefprojecten het zakken van de stad een halt toe te roepen. Journalist Vincent Kompier ging kijken en trof een hoop vertrouwen aan: ‘We zijn het meest innovatieve deltaland in de wereld. Als wij het niet kunnen, wie dan wel?’

 

De hamvraag is welke rol het ruimtelijk ontwerp speelt. De bijdrage van met name de landschapsarchitectuur is marginaal, zo ondervond redacteur Marc Nolden tijdens zijn rondgang door de Hollandse en Utrechtse veenweiden. Ondanks interessante ontwerpstudies uit het recente verleden concludeert Nolden dat ontwerpers te vaak met grote gebaren en onrealistische ontwerpconcepten op de proppen komen. Terwijl, zo schrijft Nolden, een bescheiden ontwerphouding gewenst is. Landschapsarchitect Peter de Ruyter laat in zijn essay een compleet ander geluid horen. Hij pleit voor een ‘ruilverkaveling 2.0’ waarbij de landschapsarchitectuur juist wel het voortouw neemt. ‘Landschapsarchitecten moeten niet aan de zijlijn blijven staan. De toekomst van de veenweide is een ontwerpopgave. Het gaat om het ontwikkelen van visie en regie, om een bredere kijk op land- en tuinbouw. Dat zijn we verplicht aan onze kinderen én aan onze boeren.’ 

 

U koopt het maartnummer hier