DE TERUGKEER VAN LANDGOED ZONNESTRAAL

Na decennialang plannen maken is Zonnestraal herontwikkeld. De gebouwen van het voormalige sanatorium zijn gerestaureerd en het landschap is door landschapsarchitect Peter de Ruyter opgeruimd, ecologisch versterkt en aantrekkelijk gemaakt voor dagjesmensen.

Tekst  Hank van Tilborg  –  Foto: Hans Peter Föllmi

Een bezoek aan het Gooise Landgoed Zonnestraal is een vervreemdende ervaring. Het strakke, spierwitte gebouwcomplex uit de jaren twintig midden in het bos ademt een sfeer van lang vervlogen tijden. Het neemt je mee op reis terug naar de tijd van sanatoria en arbeidskolonies voor tuberculoselijders, maar heeft tegelijkertijd een uitgesproken moderniteit en actualiteit.

Zonnestraal ligt in het zuidwestelijke deel van het Gooi, op de overgang van de hogere zandgronden naar het lager gelegen veenplassengebied bij Loosdrecht. Ooit heidegebied is het in de zeventiende eeuw bebost voor de houtproductie. In 1911 liet de toenmalige eigenaar er een villa bouwen, de Pampahoeve, en een tuin aanleggen.

Architect Jan Duiker ontwerpt hier in de jaren twintig een sanatorium en een arbeidskolonie voor tbc-lijders in opdracht van de toenmalige eigenaar de Stichting Diamantbewerkers Koperen Stelenfonds. Zonnestraal is een van de belangrijkste werken van Duiker en is gerealiseerd volgens de ideeën van het ‘nieuwe bouwen’ waarin architectuur geacht werd bij te dragen aan verbetering van de maatschappij. ‘Licht, lucht en ruimte’ stonden in dienst van een gezonde omgeving. Sanatorium Zonnestraal, gebouwd met moderne materialen als beton, staal, glas en stucwerk, wordt alom beschouwd als een hoogtepunt van het nieuwe bouwen. Het staat op de nominatie om voorgedragen te worden voor de status van Unesco-werelderfgoed.

 

Openslaande deuren

Het herstellingsoord bestond uit een hoofdgebouw aan een heideveld als open plek in het bos, met terzijde twee paviljoens werkplaatsen en een aantal bijgebouwen. Zonnestraal bood plaats aan 128 patiënten. Bepalend voor de oriëntatie en plaatsing van het hoofdgebouw en de twee paviljoens waren de bezonning en een vrij uitzicht over de heidevlakte. Zo konden vanuit de paviljoens de patiënten op hun bedden door openslaande deuren naar buiten gereden worden.

 

Toen landschapsarchitect Peter de Ruyter zo’n twintig jaar geleden bij de herontwikkeling van het terrein betrokken raakte – toen nog in dienst bij bureau Alle Hosper – trof hij een verwaarloosd complex aan. Er werden driftig plannen gemaakt, structuurvisies, inrichtingsplannen en plannen voor nieuwbouw, met name door architect Hubert-Jan Henket en Alle Hosper zelf.

 

Wegwerpgebouw

De eerste prioriteit ging uit naar restauratie van de monumentale gebouwen. Wat al ingewikkeld genoeg bleek. Immers, hoe restaureer je een gebouw dat volgens Jan Duiker bedoeld was als ‘wegwerpgebouw’ – net als een auto of vliegtuig niet bedoeld voor de eeuwigheid? En, als je het al wilt bewaren en de technische uitdagingen overwint, welke duurzame gebruiksfunctie kan het gebouw dan worden meegegeven? Het meest urgente probleem was evenwel het vinden van de voor restauratie benodigde financiering.

 

Het hoofdgebouw is uiteindelijk in 2003 door Wessel de Jonge en Hubert Jan Henket gerestaureerd en heeft een nieuwe functie gekregen als locatie voor vergaderingen, seminars, feesten en partijen. Het al eerder – overigens minder zuiver – gerestaureerde Ter Meulenpaviljoen is in gebruik voor diverse zorgfuncties, zoals een privékliniek voor cosmetische correcties. Het is in zekere zin een nieuw soort sanatorium, maar dan voor de kwalen van onze tijd, zoals stress en eetstoornissen. Het grand café in het paviljoen voorziet in een grote behoefte.

 

Maar de operatiekamers van de cosmetische kliniek staan bruut ‘geparkeerd’ tegen de historische bebouwing aan, midden in het heidelandschap, en de knalrode zonneschermen detoneren.

Het Dresselhuyspaviljoen is onlangs door Wessel de Jonge teruggebracht in de oorspronkelijke toestand, maar staat nu leeg. De kleine kamertjes lenen zich maar moeilijk voor herbestemming.

 

Zicht op het heideveld

Maar er is meer dan de gebouwrestauratie. Voor de architect Duiker was een betekenisvolle relatie tussen architectuur en landschap essentieel. Het zicht op het heideveld vanuit de ontspanningszaal op de eerste verdieping van het hoofdgebouw was de apotheose van een zorgvuldig geënsceneerde benadering die de bezoeker leidde van de geknikte oprijlaan door het bos, via een verbinding onder het hoofdgebouw door, direct binnendoor naar de eerste verdieping. Boven aangekomen lag daar dan ineens dat open veld, die leegte, die ruimte, die vervolgens via een dakterras en trap betreden kon worden om de heilzame werking te genieten van de frisse lucht, de rust.

 

Eind 2013 werd gestart met de uitvoering van het door De Ruyter opgestelde ruimtelijk plan – het zoveelste plan op rij maar het eerste voor het gehele terrein dat ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Het plan helpt – samen met de wisseling van eigenaar (een dochtermaatschappij van woningbouwcorporatie De Alliantie) – de ontwikkeling van het terrein na zo’n twintig jaar over het dode punt heen. Parallel liep overigens een traject om tot een cultuurhistorische waardestelling van Zonnestraal te komen (uitgevoerd door SteenhuisMeurs in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

 

Nieuw meubilair

De ontwerper heeft ervoor gekozen veel op te ruimen. Asfalt maakte op veel plekken plaats voor halfverharding, er kwam nieuw meubilair, een herindeling van de parkeerplaatsen, nieuwe verlichting en bewegwijzering, enzovoorts. De Ruyter vergrootte de betekenis van het terrein voor zijn omgeving, zowel recreatief als ecologisch. Door nieuwe wandelpaden en natuurverbindingen is het terrein beter verankerd in zijn omgeving. Wandelaars en horecagasten hebben het terrein inmiddels ontdekt.

 

Ook wilde hij de cultuurhistorische rijkdom van het terrein tonen. De erfenis van Duiker staat weliswaar centraal maar de historische gelaagdheid van het terrein krijgt eveneens de aandacht met een opknapbeurt van de tuinen van de nog altijd aanwezige Villa Pampahoeve en het terugbrengen van een zichtlijn langs een oude veekering uit de achttiende eeuw die door Duiker was opgepakt als as van het Dresselhuyspaviljoen. Het vrijkomende hout is gebruikt voor zitbankjes.

 

De belangrijkste ingreep ligt evenwel op conceptueel niveau. Het landschap ligt er haast achteloos bij, zodat alle aandacht gaat naar de spierwitte gebouwen en de even witte tuinmuren die heel helder natuurlandschap en bebouwing scheiden. De kwaliteit van het oorspronkelijk gebouwensemble in het groen wordt zo maximaal aangezet. En dat was nodig, want De Ruyter trof het complex van Duiker aan in het bos, met een open plek met bebouwing aan de noordzijde en juist een helemaal dichtgegroeid heideterrein.

 

De relatie met het landschap heeft hij hersteld: het zicht op de heide is teruggebracht door het bos te kappen. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw is nieuw bos aangeplant. De ontwerper wilde de oorspronkelijke ruimtelijke situering van het ‘witte schip op de heide’ terugbrengen: met het ‘bos als rugdekking, de hei als zicht op een betere toekomst’. Het is een voltreffer – bijna 100 jaar na Duiker ligt Landgoed Zonnestraal weer als een parel op de Heuvelrug.

Project Landgoed Zonnestraal

Locatie Hilversum, Utrechtse Heuvelrug

Ontwerper ruimtelijk plan Peter de Ruyter landschapsarchitectuur (tot 2010 vanuit Bureau Alle Hosper landschapsarchitectuur en stedebouw)

Architecten Hubert-Jan Henket (BiermanHenket architecten); Wessel de Jonge

Ontwerp vanaf 1995
Oplevering
2015

 

Ontwerper bankjes Ontwerpstudio Lamme

Adviseur natuurontwikkeling Bosgroep Midden Nederland

Opdrachtgever Landgoed Zonnestraal (dochtermaatschappij van woningbouwcorporatie De Alliantie)

Kosten uitvoering landschapsontwerp 600.000 euro

Oppervlakte landgoed 116 ha