Column: Natuur in souvenirshop Holland

Door Christiaan Weijts

 

In de architectuur schijnt de tijd van de grote iconische projecten inmiddels voorbij te zijn, maar op andere terreinen is dat iconische denken niet uit te roeien. Neem de natuurgebieden. Wij als volk hebben dit najaar de drie mooiste natuurgebieden van Nederland mogen uitkiezen. Die krijgen nu drie ton van het ministerie van Economische Zaken, dat in een persbericht meldt: ‘Met de verkiezing wil staatssecretaris Van Dam de natuur versterken, mensen meer betrekken bij wat onze natuur te bieden heeft en tegelijkertijd de natuurgebieden de kans geven zich te ontwikkelen tot nationale iconen, zoals Amsterdam, Hollandse tulpen en molens dat zijn.’

 

Tulpen, molens, Amsterdam. In de grote souvenirshop die Holland heet worden nu de kust, de wadden en de Veluwe bijgezet. Erg verrassend was die keuze niet. Zoals alle publieksverkiezingen is het eerder een grove populariteitspoll dan een afgewogen oordeel. Wie van de stemmers heeft immers al die natuurgebieden bezocht en zou met goede argumenten het mooiste gebied kunnen aanwijzen? Welnee. We gaan in het voorjaar naar Terschelling en de Veluwe met vakantie en wonen in de Randstad. En zie daar de uitslag.

 

Of die natuurgebieden blij moeten zijn, vraag ik me af. De bezoekerscentra zullen wat gepimpt worden, en waarschijnlijk komen er wat extra wandelroutes en speelbossen voor de kinderen, dat is allemaal prima. Zorgelijk is de ambitie om meer bezoekers, ook uit het buitenland te willen trekken. Krijgen we straks informatieborden in het Engels? Of in het Chinees?

 

Zodra onze regering zich inspant voor iets wat niet onmiddellijk economisch nut heeft – zoals natuur of kunst – moeten het meteen ‘iconen’ zijn. Voor een Rembrandt of wat lichtjeskunst op de Afsluitdijk zijn zonder veel moeite ineens miljoenen vrij te toveren uit een zwaar afgeknepen cultuurbegroting.

 

Wat die tulpen, molens en Amsterdam met elkaar delen is 1) dat er busladingen Aziaten langskomen en 2) dat ze hun derde dimensie hebben verloren. Iconen hebben de onhebbelijke neiging om in imitaties van zichzelf te veranderen. Dat is voor De Nachtwacht, De Eiffeltoren of De Vijfde van Beethoven al hinderlijk: je kunt ze nooit waarnemen zonder dat een deel van je erbij in de lach schiet, voor natuurgebieden is het helemaal desastreus, omdat die het juist moeten hebben van het niet-gecultiveerde, het niet-gestileerde, het onbekende, of op z’n minst de illusie daarvan. Je wilt de Veluwe niet van koffiemokken kennen. Je wilt niet dat de Hollandse kust nog meer een toeristische attractie wordt dan hij al is.

 

Goed, er is een ‘kustpact’ gesloten, die de wildgroei aan vakantiehuisjes en horecazaken moet indammen, maar ver genoeg lijkt me dit niet te gaan. De huidige bouwvergunningen, en dat zijn er flink wat, worden niet teruggedraaid, en nu de overheid geld geeft om de internationale uitstraling te vergroten, zal de horeca ook vinden dat ze, in lijn daarmee, recht hebben om te bouwen, en dat als argument gebruiken om gemeente en provincies – want die moeten nu elk zelf beslissen over de exacte grenzen van de bebouwing – onder druk te zetten.

 

De Bieschbos-Haringvliet werd als vierde winnaar aangewezen en zal ‘de komende jaren in binnen- en buitenland gepromoot worden als iconen van de Nederlandse natuur.’ Gelukkig blijven er nog negen genomineerden over. Bij die gelukkige verliezers zal ik de komende jaren vaak gaan wandelen.

 

Deze column verscheen eerder in het novembernummer van Blauwe Kamer.