In memoriam: Meto J. Vroom (1929–2019)

Op woensdag 28 augustus overleed emeritus hoogleraar in de tuin- en landschapsarchitectuur Meto Johan Vroom, op 89 jarige leeftijd. Hij was een sleutelfiguur in de ontwikkeling van het vakgebied, in binnen- en buitenland. Harry Harsema, leerling en later Vrooms uitgever, deelt zijn persoonlijke herinneringen aan een toegewijd wetenschapper maar ook gevoelig mens.

 

Tijdens de crematiebijeenkomst vertelde oud-student, later collega Ank Bleeker hoe Meto Vroom als een piepjonge en onzekere professor uit een Gronings gereformeerde kwekersfamilie in 1966 de jonge vakgroep binnenkwam en de gewaardeerde Bijhouwer opvolgde. Veel ervaring had Vroom niet. Hij had kort gewerkt voor de Floriade in Rotterdam, bij de Dienst beplantingen in Amsterdam en voor Staatsbosbeheer in Noord-Holland.

Een tweejarig verblijf in Amerika (1955-1057) – na zijn kandidaats in Wageningen – betekende veel: hij kreeg er les van de befaamde landschapsarchitect Ian McHarg, pionier van de ecologische planning, en kwam in contact met architecten als Louis Kahn.

 

Bij zijn entree als hoogleraar moest alles worden opgebouwd, en veel worden uitgevonden. Bij een ontwerppracticum kreeg het handjevol studenten een doosje doperwten om beplantingsgordels te ‘tekenen’. De eerste collegedictaten werden geschreven. Dat handjevol studenten en die enkele medewerker groeide uit tot een drukbezochte opleiding met een staf van meer dan twintig medewerkers en vele honderden studenten. Meto bouwde aan een opleiding die zowel wetenschappelijk als kunstzinnig was.

 

Dreigende opheffing

Ikzelf kwam eind jaren zeventig naar Wageningen. Als pas gearriveerde student kreeg ik niet veel mee van de roerige periode waarin democratisering hoogtij vierde en waar Meto het naar verluidt maar moeilijk mee had. Meto kende ik van de dictaten die ik met terugwerkende kracht ben gaan waarderen: daar stond veel waardevols is, zonder omhaal, scherp en helder. En natuurlijk van het afstudeergesprek. Nu, ja, gesprek, het was eerder een lastige ondervraging die ik moest zien te overleven.

 

Deze ervaring wordt unaniem gedeeld. Studenten ervoeren Meto als een afstandelijk docent. Korzelig is misschien het goede woord. Hijzelf bleek gebukt te gaan onder de dubbele taak van vakgroepsbestuurder en inhoudelijk voorman. Zeker toen de vakgroep te maken kreeg met ernstige bezuinigingen en dreigende opheffing. Periodes van overspannenheid namen de overhand. Hij kreeg Klaas Kerkstra naast zich als deeltijdprofessor, tot hij in 1994 afscheid nam.

 

Naast zijn hoogleraarschap vervulde Meto een belangrijke rol in het redden van de Wageningse uiterwaarden toen grootschalige bebouwingsplannen in de wederopbouwperiode serieuze vormen aannamen. Hij maakte naam in het buitenland bij onderwijsvisitaties en hij leverde wezenlijke bijdragen bij advieswerk voor verschillende raden in de ruimtelijke ordening en de waterstaat.

 

Groningse zuinigheid

Ik mocht als beginnend uitgever in 1989 zijn afscheidsrede uitbrengen, en later als een producent bijdragen aan Buitenruimten/Outdoor space (1990), het eerste overzicht van recent werk van Nederlandse landschapsarchitecten waarvoor Meto de omvattende inleiding schreef.

 

Het bleek de opmaat naar de uitgave van het Lexicon, een uniek werk, waarin Meto in zijn zoektocht naar betekenis zijn rijke gedachtegoed ontsloot, en daarbij met een Groningse zuinigheid zijn woorden koos.

Meto kreeg meer en meer erkenning en hij ontdooide. Toen Michael van Gessel in 2002 met het idee voor een Europees jaarboek over de landschapsarchitectuur kwam, was Meto de logische voorzitter van het internationale stichtingsbestuur. Het eerste boek werd gepresenteerd in Rome. Meto genoot zichtbaar van de intensieve en geïnspireerde bijeenkomsten van de jury waarbij het beste van de Europese landschapsarchitectuur kritisch werd becommentarieerd.

 

Meto werd door de NVTL benoemd tot buitengewoon lid en jaren later, in 2014 ontving hij de Bijhouwerprijs. Ter gelegenheid daarvan verscheen zijn boek ‘Leren kijken’ waarin hij zijn tijd als hoogleraar en de worsteling van het ontwerponderwijs beschreef. Dat de door hem bewonderde architectuurhistoricus Koos Bosma het boek in een adem uitlas kon hij maar moeilijk als compliment accepteren. Wat stelde het allemaal voor? Een spannend jongensboek?

 

Intellectuele honger

Het is eigenlijk pas na de bijeenkomst bij zijn crematie dat ik die onzekerheid beter ben gaan schatten. Ik herinner me goed dat toen ik hem vertelde dat de Engelstalige versie van het Lexicon weliswaar niet zo goed verkocht (mopper, mopper) maar op het internet wel in de top vijf stond van internationaal gewaardeerde vakliteratuur, hij zichtbaar opklaarde. De denker genoot van de erkenning.

 

Zijn gezondheid liet toen al te wensen over. Met Johan Meeus en een tiental vakgenoten begonnen we desondanks aan de derde editie van het Lexicon. Meto las mee en streepte driftig in de eerdere edities. Na een valpartij werden de problemen met zijn kunstheup groter. Het leidde tot ondraaglijke pijnen en het gebruik van veel pijnstillers. Sufheid maakte dat zijn bijdrage afnam. Een enkele excursie – in de auto naar het hoge water bij Nijmegen om de ruimte voor de rivier te zien – was welkom, maar natuurlijk niet genoeg om zijn intellectuele honger te stillen.

 

Uiteindelijk belandde Meto in een verzorgingstehuis. Een operatie verloste hem van pijn maar betekende ook invaliditeit en verregaande hulpbehoevendheid. Hij praatte openlijk over zijn verlies van waardigheid, zijn verdriet en de mogelijkheid van euthanasie. Hij wilde de mensonterende aftakeling voor zijn en kwam in harmonie met Immelina en zijn kinderen tot een moedig maar triest besluit.

 

We gaan hem missen, die knorrige, lieve, hartelijke oude reus die met zijn inbreng de landschapsarchitectuur op een heel veel hoger plan heeft gebracht.

 

Donderdag 12 september is er een herinneringsbijeenkomst in het Schip van Blaauw in Wageningen, Generaal Foulkesweg 72. Inloop 14.30 uur, aanvang 15.00 uur. Informatie een aanmelden via michael.vanbuuren@wur.nl.