'Een goede wijk maken begint met een droom'

Fons Asselbergs en Ashok Bhalotra op pad in Kattenbroek.

 

Een kwart eeuw geleden werd de Amersfoortse wijk Kattenbroek opgeleverd. Dit geesteskind van stedenbouwkundige Ashok Bhalotra en PvdA-wethouder Fons Asselbergs werd geloofd en verguisd, maar lijkt de tand des tijds goed te doorstaan. Blauwe Kamer ging terug naar Kattenbroek met de founding fathers. ‘Ik wilde de mensen meenemen in een visioen, in een verhaal over wat die stadswijk kon zijn.

 

Door: Mark Hendriks

Foto's: Christiaan Krouwels

 

‘Dag meneer Bhalotra.’ Een oudere dame haalt haar fiets uit de schuur als ze de Indiaas-Nederlandse architect en stedenbouwkundige langs haar woongroepcomplex in de Amersfoortse wijk Kattenbroek ziet lopen. ‘Weet u nog hoe we op zaterdagavonden ontwierpen aan de binnentuin?’

Op de achtergrond kijkt Fons Asselbergs, destijds als wethouder verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van Kattenbroek, goedkeurend naar het tafereel. Welke ontwerper geniet immers het voorrecht te worden herkend in de straten van een wijk die hijzelf ontwierp? Eerder op de middag had Asselbergs een bewoner van een twee-onder-een-kapwoning ingefluisterd dat de man met het mooie grijze haar en de zwarte lange jas Ashok Bhalotra is, de bedenker van de wijk. De reactie van de man sprak boekdelen. ‘Ah, meneer Bhalotra! Ik heb veel over u gehoord.’ Hij wijst naar de witte gevel met rode luiken achter hem. ‘U heeft mijn huis ontworpen. Slim hoor, om de woningen met de achterkanten tegen elkaar te zetten – zo voelt het als een vrijstaand huis.’

25 jaar geleden presenteerde Ashok Bhalotra in een bomvolle Elleboogkerk zijn visie op de nieuwe stadswijk Kattenbroek. Het publiek was massaal toegestroomd vanwege de ophef over het plan en omdat groeistad Amersfoort op instigatie van het rijk maar liefst 17 duizend woningen moest bouwen. Ter ere van dit jubileum bezoeken Bhalotra en toenmalig wethouder Fons Asselbergs op uitnodiging van Blauwe Kamer op een grijze vrijdagmiddag in maart hun geesteskind. Wandelend langs de reusachtige centrale vijver, met zicht op winkelcentrum Emiclaer en drie woontorens, halen ze herinneringen op.

 

‘Ik was die dag in 1988 erg zenuwachtig’, geeft Bhalotra toe. ‘Ik had namelijk geen plan te presenteren, of een visie zoals in die tijd – en eigenlijk nog steeds – gangbaar – was. Ik wilde mijn toehoorders meenemen in een visioen, in een verhaal over wat die stadswijk kon zijn. Mijn presentatie was abstract, het was een manifest over sferen, metaforen, idealen, vol verwijzingen naar schilderijen en poëzie. Ik was ontzettend bang dat de mensen zoiets niet zouden accepteren.’

 

Bhalotra houdt stil en wijst naar Asselbergs die even verderop een dringend telefoontje afhandelt. ‘En toen belde Fons. Hij zei: “Ashok, je vertelt gewoon het verhaal dat je mij ook verteld hebt. Je krijgt alle ruimte, al heb je vijf uur nodig.”’

 

Asselbergs bevestigt even later het relaas van Bhalotra. ‘Ashok was nerveus ja, maar de avond werd een groot succes. De gemeenteraad nam zijn beroemde schets, die later vergeleken werd met een schilderij van Wassily Kandinsky, als basis voor het raadsbesluit waarin de bouw van de wijk bekrachtigd werd. Eén schets, voor een besluit waar ruim één miljard gulden mee gemoeid was. Kom daar nu maar eens om, met die vuistdikke masterplannen en dichtgetimmerde grondexploitaties.’

 

De schets met ‘cirkel’ en ‘assenkruis’ is een veelbesproken ontwerp. Het plan wordt in het standaardwerk ‘Ruimtelijke ordening’ uit 2003 van Hans van der Cammen en Len de Klerk een ‘groot postmodernistisch feest’ genoemd, waarbij metaforen, geometrische vormen en sferen aan de basis liggen van de stedenbouw en de architectuur.

 

De pers was enthousiast. Architectuurjournalist Max van Rooy schreef in 1991 in NRC Handelsblad dat het poëtische ontwerp heeft geïnspireerd ‘tot een opwindend gevarieerde woningbouw’. Zijn collega Jaap Huisman noemde Bhalotra de Anton Pieck onder de planologen – zelfs een onvoltooid Kattenbroek riep bij Huisman ‘een knorrend verlangen op’. De bouw van de wijk werd in 1995 afgerond.

 

Ashok Bhalotra, destijds directeur van het Rotterdamse bureau KuiperCompagnons, zette hoog in. Hij bedacht de thema’s ‘reizen’ en ‘thuiskomen’ en het concept van het kruis – verwijzend naar de vier windstreken – en de cirkel, dat refereert aan de kosmos en het cyclische bestaan. Alle inrichtingselementen, zelfs de geur en de kleur van de bomen, moesten maximaal tot hun recht komen. Bhalotra tekende vijf hoofdelementen: de Ring, die alle buurten met elkaar verbindt, het Masker, de toegangszone die tegen de Ring aanligt, de Laan der Hoven, de Verborgen Zone – een 80 meter brede strook in noord-zuidrichting, met arcades, stadsmuren en bomenrijen – en de Kreek, een kronkelend lint langs oude boerderijen. Meer dan veertig architecten, waaronder jong talent als Rudy Uytenhaak en Kas Oosterhuis, maar ook gevestigde namen als Jo Crepain en Piet Blom, ontwierpen onder Bhalotra’s toeziend oog tal van woningtypen – van vrijstaande torenvilla’s tot flats, van modernistische splitlevelwoningen tot rijtjeshuizen met classicistische ornamenten.

 

In het voorwoord van het boek ‘Kattenbroek’ (1997) schrijft Asselbergs dat hij hoe dan ook wilde voorkomen dat Amersfoort een zielloze uitbreidingswijk zou krijgen. ‘Het is verbazingwekkend hoe weinig geïnspireerde woonwijken er in de naoorlogse jaren zijn gerealiseerd. Bij stedenbouw begint maatschappelijk engagement op het moment dat de ontwerper ten volle persoonlijke verantwoordelijkheid uitspreekt en verdedigt, waar gekozen wordt voor een libertijnse verbeeldingskracht.’

 

‘Ik was niet die ontwerper, ik ben geen stedenbouwer’, zegt Asselbergs nu. ‘Maar ik wist wel wat ik wilde: een geïntegreerde, harmonische en humane wijk. Waar mensen een persoonlijke band met hun leefomgeving opbouwen, waar mensen niet een huis kopen op perceel K.23 of L.15, maar aan de Laan der Hoven of langs het Masker.’ Hij stapt stevig door over de brug over de vijver. ‘Ik wist precies wie ik daarvoor moest hebben: Bhalotra.’

Ondanks die spraakmakende aanpak lijkt Kattenbroek 25 jaar later een doodnormale wijk. Navraag bij de gemeente leert dat met de wijk weinig mis is – bewoners klagen hooguit, net als elders, alleen over het versnipperde groen en het gebrek aan hangplekken voor tieners. Het verloop is klein en een groot deel van de oorspronkelijke bewoners woont er nog steeds. Voor woningcorporatie De Alliantie is Kattenbroek geen aandachtswijk. De overlast is beperkt, extra beheermaatregelen zijn niet nodig. Volgens de corporatie is Kattenbroek nog lang niet aan herstructurering toe.

 

De inrichting van de openbare ruimte is sober, sleets hier en daar – de architectuur oogt bij vlagen gedateerd. Kattenbroek is een echte buitenwijk: schuttinkjes domineren het straatbeeld, overal staan auto’s, schuurtjes en aanbouwtjes, fietsende kinderen komen uit school. Bewoners op straat zijn louter positief. Een vrouw die haar hond uitlaat roemt de rust en de prettige sfeer. Een moeder met dochter waardeert de variatie aan woningen, al moet ze toegeven dat ze sommige huizen lelijk vindt. De vrouw uit de woongroep wil er nooit meer weg.

 

Kuierend door straten met namen als Stille Steeg, Bolwerk en Het Labyrinth laten Bhalotra en Asselbergs weten de aanduiding ‘doodnormaal’ als een compliment te beschouwen. ‘Het is ook een gewone wijk’, aldus Bhalotra. ‘Een wijk waar mensen graag wonen.’

 

Wat is nog de waarde van de hoogdravende retoriek van een kwart eeuw geleden? Staat het narratief van reizen, kosmos, cyclisch bestaan niet te ver van de gebouwde werkelijkheid?

Asselbergs: ‘Om een goede wijk te bouwen moet je met een droom beginnen, moet je een betoverende wereld neerzetten, anders wordt het helemaal niks.’

 

Het brengt Bhalotra op een fundamenteel punt. Hij meent dat in de planning van woonwijken het ontwerp te vaak een marginale rol heeft gespeeld, dat programma’s en planologische kaders decennialang het stedenbouwkundig ontwerp hebben bepaald. Ontwerpen is volgens Bhalotra het toevoegen van iets buitengewoons, het creëren van iets wat boven al het andere uitstijgt. In park Schothorst, aan de rand van Kattenbroek met zicht op de bastionwoningen in de Verborgen Zone, brengt de stedenbouwkundige zijn artistieke werkwijze onder woorden. ‘Je hebt het verhaal over de stad die je voor ogen hebt, de plek, het programma. Het is aan de ontwerper daar iets aan te toe voegen. Je boetseert, je schetst, je gooit weg, je begint opnieuw. Stap voor stap ontstaat een ongeregelde structuur van geometrische vormen, komen metaforen aan het licht waarmee ik dogma’s ter discussie stel. Niets is wat het lijkt – waarom moet een huis er als een huis uitzien, waarom een kantoor als een kantoor?’

 

Veel bewoners hebben niks met die metaforen en associaties.

‘Dat maakt niets uit’, antwoordt Bhalotra. ‘Denk je dat wij de overwegingen van Mondriaan begrijpen? Nee, en toch belet dat ons niet om zijn werk te waarderen. De bewoners van Kattenbroek hebben hun eigen associaties en die hoeven helemaal niet dezelfde te zijn als die van mij. Het gaat erom dat mensen iets voelen, dat ze niet onverschillig zijn over hun leefomgeving.’

 

Is de beloofde variatie in stedelijke typologieën werkelijkheid geworden?

Fons Asselbergs vindt dat een rare vraag. ‘Kijk om je heen! In welke woonwijk vind je op loopafstand een kasteelhof, een plein, dan weer een laan, een steeg, een enk, een ‘geheime zone’ binnen stadsmuren? En daarbinnen weer tientallen soorten woningen.’

Even later verschijnen de beroemde ruïnewoningen van architect Leo Heijdenrijk, die zelfs Kattenbroekfan Max van Rooy vergeleek met een troosteloos Engels mijndorp waar de mijn allang gesloten is. Niettemin is de fotograaf wel onder indruk van de afbrokkelende gevels – hij zou er graag wonen.

 

Er wordt gezegd dat de variatie in woningtypen zich beperkt tot de gevels, dat erachter gewoon standaardwoningen zitten.

Bhalotra: ‘In elke grote architectuurstroming gaat het over de gevel, over de huid van een gebouw – en dan zou het hier ineens over de woningplattegrond moeten gaan? Het ontwerp van de gevel is essentieel, daarmee geef je uiting aan keuzevrijheid, bepaal je de stedenbouwkundige sfeer.’

 

Even later laat Bhalotra zien dat je met ingrepen in de gevel de betekenis van de plattegrond wel degelijk kan beïnvloeden. Vijf villa’s aan Het Masker hebben dezelfde indeling, maar worden anders gebruikt doordat de ramen op verschillende plekken zitten. Hij wijst: ‘Die mensen hebben hun zithoek aan de voorkant, hun buren juist aan de achterkant.’ 

 

Ashok Bahlotra in gesprek met zijn opdrachtgever, voormalig wethouder Fons Asselbergs. 'De bewoners van Kattenbroek hebben hun eigen associaties en die hoeven helemaal niet dezelfde te zijn als die van mij. Het gaat erom dat mensen iets voelen, dat ze niet onverschillig zijn over hun leefomgeving.’

 

Het plan voor Kattenbroek stond haaks op het toen heersende Hollandse neorationalisme: woonwijken moesten functionalistisch zijn, gestructureerd volgens rechte lijnen en in stempelpatronen of bouwblokken.

 

De vakwereld is altijd kritisch geweest. Vakgenoten noemden Kattenbroek een mislukt experiment, oppervlakkig, vaag ...

Bhalotra, ietwat geagiteerd: ‘Waarom zouden we daarover spreken, dat is toch helemaal niet interessant? En bovendien, ik heb nooit iets van die kritiek teruggelezen.’

 

U ontkent toch niet dat uw aanpak tot discussie heeft geleid? De Bond Nederlands Architecten schreef in 1993: ‘Voor de romantische ideologie van de architect als bevlogen kunstenaar is in de bouw geen ruimte.’ Anderen stelden dat de uitgesproken vormentaal alleen op papier zou werken.

Asselbergs haakt in: ‘De thematische en narratieve aanpak voor Kattenbroek representeert een compleet andere kijk op stedenbouw. Dat hierover gedebatteerd werd is alleen maar goed, maar de wijze waarop dat soms gebeurde was niet erg constructief. Ik herinner me een wandeling met toonaangevende architecten. Die vonden het helemaal niks, maar waarom konden ze niet zeggen.’

 

In winkelcentrum Emiclaer, bij een kop koffie en een tosti, memoreert Asselbergs dat het ontwerp van Kattenbroek door sommige criticasters werd weggezet als ‘kermis’: ‘Ik antwoordde dan: wees blij, dan is er tenminste wat te doen.’

 

Bhalotra: ‘De architectuur en stedenbouw in Nederland gingen gebukt onder een puriteins modernisme: alleen rechte hoeken, alleen wit, alleen platte daken. De vakwereld was paternalistisch, voor andere zienswijzen was geen ruimte. Als je een stad wilt maken moet je openstaan voor wat de rijke architectuurgeschiedenis te bieden heeft. In Kattenbroek heb ik ruimte gegeven aan allerlei stijlen, van het traditionalisme tot ook het modernisme. De modernistische beweging heeft zoveel meer te bieden dan de puriteinse rationalisten doen geloven.’

 

U heeft weleens gezegd: ik ben eclectisch, en dat beschouw ik niet als een scheldwoord.

Bhalotra: ‘Ja, ik leer van anderen, ook van buiten de architectuur. De films van Federico Fellini, de schrijfkunst van Italo Calvino – die geven voeding aan mijn narratief, die voeden het beeld van de stad die ik wil maken.’

 

Critici vonden dat het ontwerp geen relatie heeft met het landschap ter plaatse. Publicist Hans Ibelings bijvoorbeeld vond het plan met niets anders verbonden dan de particuliere ideeën van Bhalotra.

Asselbergs reageert: ‘Hoe komt ie erbij? In park Schothorst is de eeuwenoude enk op de dekzandrug gevrijwaard. De Verborgen Zone volgt het verkavelingspatroon van de oude landbouwgronden. De Ring heeft dezelfde omtrek als de rondgang langs de zogeheten Muurhuizen in de historische binnenstad.’

 

Kattenbroek wijkt ook af van de gangbare uitbreidingswijk door zijn sociale mix. PvdA-wethouder Fons Asselbergs wilde dat bewonersgroepen door elkaar zouden wonen en niet, zoals in oudere wijken gebruikelijk was, dat arbeiders, de middenklasse en de rijke bovenlaag gescheiden leven – zonder gezonde wrijving, zonder wederzijdse uitdaging, zonder symbiose, aldus Asselbergs. ‘Ik weet nog dat marktpartijen met een ontwikkelingsvisie kwamen’, vertelt hij op weg naar de Laan der Hoven. ‘Van dat plan spatte de segregatie af. Duurdere woningen aan de groene randen, sociale huur in het centrum.’

 

De wethouder besloot de touwtjes stevig in handen te houden en de te bouwen woningen niet ‘als handelswaar van de hand te doen’. Hij hield vast aan zijn tactiek om via het stedenbouwkundig plan de sociale mix voor elkaar te krijgen – dus buiten de volkshuisvesting en makelaars om. De wijk werd in vier contractgebieden verdeeld met ruimte voor 1200 tot 1600 woningen. Onder leiding van de gemeente werden deze gebieden gezamenlijk door corporaties en ontwikkelaars ontwikkeld – in één contractgebied werden gelijktijdig sociale huur- en koopwoningen, premiekoopwoningen (koopwoningen met subsidie) en vrijesectorwoningen gebouwd. Straten in de velden zijn zodoende geen scheidslijnen tussen rijk en arm.

 

Asselbergs’ droom is werkelijkheid geworden. Langs de Laan der Hoven staat een flatcomplex pal naast een vrijstaande torenwoning, aan het Masker staan vijf villa’s tussen huurappartementen. De vrouw die we eerder spraken onderschrijft de gemengde samenstelling van Kattenbroek. ‘Ik waardeer het zeer. Het is niet zo dat ik met iedereen contact heb, maar het is gezond om met meerdere groepen samen te leven, dan in een eenzijdige buurt met enkel hoogopgeleiden.’

 

Toch heeft de sociale tactiek amper navolging gekregen. ‘Dat heeft alles te maken met regie’, weet Asselbergs. ‘In de Vinex-wijken waren de projectontwikkelaars aan zet, want zij hadden de grond. Hier hebben we 33 maanden geprocedeerd om de grond, die door Bouwfonds stiekem was aangekocht, alsnog in handen te krijgen.’

 

De thematische en narratieve aanpak lijkt ook slechts voorbehouden aan Kattenbroek?

Bhalotra vindt van niet: ‘De aanpak heeft op kleinere schaal wel degelijk navolging gehad. Het denken in metaforen, in thema’s, het gebruik van kleuren is ook door ontwikkelaars en architecten als Sjoerd Soeters en Mecanoo toegepast.’

 

Op de terugweg fluistert Bhalotra. ‘Ik werd verafschuwd omdat ik mensen vroeg: “Wilt u in een kasteel wonen?” Moet je nagaan, nu zegt iedereen het en staan de brochures er vol mee.’ 

 

Deze reportage verscheen in 2014 in het aprilnummer van Blauwe Kamer.