Edzo Bindels (West 8): ‘De stedenbouw is machteloos’

Tekst Mark Hendriks |  Foto Christiaan Krouwels

Stedenbouwkundige Edzo Bindels betreurt het gebrek aan ontwerpruimte in stadsontwikkelingsprojecten waar vastgoedbelangen, politieke afwegingen en verkeerskundige rigiditeit geen ruimte laten voor de ‘ziel van de plek’. Maar hij ziet ook lichtpuntjes, zoals in Den Bosch en Den Helder, waar hij betrokken is bij binnenstadprojecten: ‘Hier heeft een nieuwe generatie het bij de ontwikkelaars voor het zeggen. Zij hebben een shift gemaakt – van spreadsheet naar stedenbouwkundige kwaliteit.’

Na een gloedvol betoog tegen de standaardisatie en het kopieergedrag in de woningbouw – waarover later meer – vraag ik Edzo Bindels, stedenbouwkundige en sinds 1999 partner bij het Rotterdamse bureau West 8, waarom hij zich nauwelijks mengt in het vakdebat. Je treft hem niet gauw aan in paneldiscussies, interviews geeft hij zelden.
Terwijl jouw compagnon Adriaan Geuze wel vaak op de barricaden staat.
‘Ik hoef niet zo nodig op de voorgrond te treden, dat past ook niet bij mijn karakter. Adriaan is meeslepend, ik ben rustiger.’

Het is een rolverdeling zoals je die weleens bij andere bureaus ziet: de een het gezicht naar buiten, de ander de denker in de luwte.
‘Nee, absoluut niet. Het is gewoon een gevolg van hoe we als personen in elkaar zitten. Al die jaren hebben we respect gehad voor elkaars werk en elkaars kunde. We kunnen het heel goed eens zijn, maar ook heel goed oneens.’

Wie is Edzo Bindels?

 

Edzo Bindels is stedenbouwkundige en sinds 1999 mededirecteur van West 8. Daar leidde Bindels vele projecten, naast stedelijke ook op het gebied van landschapsontwerp, zoals het masterplan voor Madrid RIO en het landschapsplan voor Playa de Palma in Mallorca, Spanje. Andere belangrijke projecten van zijn hand zijn de ondertunneling van de A2 in Maastricht, het stedenbouwkundig plan voor het het Gasthuiskwartier in Den Bosch, het Leerpark in Dordrecht, het historische centrum van Leidschendam en de revitalisering van Park Río Cali in Colombia.


Ik ontmoet Edzo Bindels in Den Bosch, in het café van het monumentale Mariapaviljoen in het Gasthuiskwartier. Dit terrein aan de rand van het historische centrum was sinds de middeleeuwen een groot ziekengasthuis. Tot voor kort stond hier het Jeroen Boschziekenhuis.

 

Bindels – blauw pak en wit overhemd – gaat voor naar een vergaderkamer op de eerste verdieping. Door het raam wijst hij naar een lege zandvlakte. ‘Het ziekenhuis is gesloopt en voor dat gebied hebben wij als West 8 een binnenstedelijke woonbuurt ontworpen, met appartementen, stadswoningen en bedrijvigheid en horeca.’ Dwars over het terrein loopt een geul, een overblijfsel van de parkeergarage die onder het oude ziekenhuis lag. Bindels vertelt dat de kuil straks opnieuw dienstdoet als parkeergarage. ‘De damwanden staan er al – je hoeft er alleen nog maar een bovendek op te leggen.’

 

Ik las op een lokale nieuwssite dat je getwijfeld hebt om met deze opdracht aan de slag te gaan.
‘Ik had toentertijd het idee om op basis van de kwaliteit van de Bossche binnenstad een plan te maken. Maar toen ik hier voor het eerst kwam bleken die kwaliteiten nergens te bekennen. Ik werd geconfronteerd met een afschuwelijk winkelcentrum uit de jaren negentig (Bindels doelt op het naastgelegen Arena, red.) en een moloch van een parkeergarage. De Bossche binnenstad waar ik me zo op verheugde – met de Binnendieze, de smalle straatjes, de binnentuinen – was in geen velden of wegen te bekennen.’

Een korte wandeling door het gebied stelde Bindels toch gerust: de Bossche kwaliteiten bleken dichterbij dan hij in eerste instantie dacht. ‘Je hoeft maar een stukje te lopen en je staat bij de oude Gasthuispoort, waar eeuwenlang de zieken werden afgeleverd. Daar bestaat de wereld uit kastanjes, het donkere water van de Binnendieze, fluitende vogels, het gebeier van de Sint-Jan. Ons ontwerp moest hierbij aansluiten, door zichtlijnen op markante gebouwen, door tuinen rondom de paviljoens die blijven staan, door het herstel van routes die onder andere via de Gasthuispoort naar de Markt leiden.’

Waarom die fascinatie voor de ziel van een plek?

‘Het voorkomt dat je overal dezelfde werelden creëert. Het zorgt ervoor dat bewoners en de gebruikers van jouw ontwerp zich kunnen hechten.’

 

Een oog voor de karakteristieken van een plek en nieuwsgierigheid naar de verhalen van de stad typeren de ontwerper Edzo Bindels. In de uiterst ingewikkelde vernieuwing van het stadshart in Den Helder raakte hij gefascineerd door het ‘schuine pad’, een straatje waar vroeger de laatste nieuwtjes werden uitgewisseld. In het geweld van de centrumvernieuwing, waarin het vooral draait om financiële haalbaarheid, vastgoedbelangen, politieke afwegingen en verkeerskundige beperkingen zag Bindels wat het iepenlaantje kon toevoegen: een luwe, groene plek op het verder grootse en lege terrein van de Oude Rijkswerf Willemsoord.

Als tiener raakte Bindels al geboeid door verhalen. Eigenlijk wilde hij zeebioloog worden, maar na het lezen van vooral Russische schrijvers, die als geen ander verzonnen werelden tot leven wisten te wekken, besloot hij in Delft bouwkunde te gaan studeren. ‘De stad is een optelsom van verhalen, de wereld waarin ons leven zich afspeelt. De route die je als kind aflegt naar school, de omgeving waarin je opgroeit, de plek waar je werkt. Het leek me fantastisch om die wereld te mogen vormgeven.’

 

Een romantische kijk op het vak?
‘Nogal ja. Kijk naar de nieuwbouwwijken. De ontwerpen zijn nauwelijks nog gebaseerd op stedenbouwkundige principes. De verkeersstructuur bepaalt de opzet: er zijn 50- en 30-kilometerwegen en woonerven. That’s it. Daardoor komen er nooit andere mensen door jouw straat. Dat doet iets met bewoners, het is het gevaar van de suburbane droom: de dynamiek en de complexiteit van het leven zijn volkomen uit die wijken verdwenen.’

We raken een gevoelig punt. Bindels bekent dat hij zich regelmatig afvraagt of hij in een woningbouwproject nog op zijn plek is. ‘Ik maak vaak mee dat de kongsi al rond is, tussen de financiële en juridische jongens, de verkeerskundigen en de bouwers. De speelruimte is klein. Wij mogen een mooi plaatje van de buitenruimte maken, architecten mogen alleen nog een gevel tekenen.’

________________

 

‘De schijn van keuzevrijheid: nummer 45 klassiek, nummer 45 modern – het is allemaal hetzelfde, maar net in een ander jasje’

____________

 

Je schetst het beeld van een machteloze stedenbouw.
‘De stedenbouw ís machteloos. We moeten de enorme krachten in de bouwwereld niet onderschatten. Programma’s van eisen en spreadsheets voeren de boventoon, de meeste projecten zijn boekhoudkundige deals. Ik maak mee dat ze mij een plan voorleggen dat zogenaamd alleen als “telprent” dient, zodat een inschatting mogelijk is van hoe de exploitatie eruit zou kunnen zien. In het begin is het nog: “Maak je geen zorgen Edzo, dit is slechts een telprent”, maar als ik mijn ideeën op tafel leg blijkt alles muurvast te zitten, tot aan de beukmaten toe.’

Je bent pessimistisch. Hier in Den Bosch gaat het anders, toch?
‘Ja, omdat in dit project een nieuwe generatie het (binnen de bedrijven Heijmans en AM, red.) voor het zeggen heeft. Zij hebben een shift gemaakt – van de spreadsheet naar stedenbouwkundige kwaliteit.
‘Kijk, alles hangt samen met het referentiekader van diegenen die de stad maken. Wij kunnen als West 8 blijven roepen dat we volledig moeten inzetten op verdichting en binnenstedelijke vernieuwing – om oude centra te versterken, om knooppuntontwikkeling mogelijk te maken, om te voorkomen dat we laaggelegen polders volbouwen. Maar zien projectontwikkelaars en beleggers, die elke dag vanuit de suburb met de auto naar hun werk gaan, dat ook zo?’

In Nieuwsuur beweerde het Economisch Instituut voor de Bouw dat we niet alles in de bestaande stad kunnen oplossen. Oftewel, we zullen buiten de stad moeten bouwen.
‘Ik ken dat onderzoek niet, maar weet wel wat hier achter schuilgaat. Het is een verkapt pleidooi om de gronden die ontwikkelaars al in handen hebben vol te bouwen met de woonproducten die ze al ingekocht hebben. Die standaardisatie gaat ver, vergis je niet. Ik kan je vuistdikke catalogi laten zien met allemaal plattegronden van 5,40 meter. En dan die schijn van keuzevrijheid: nummer 45 klassiek, nummer 45 modern – het is allemaal hetzelfde, maar net in een ander jasje. Ze staan in Heerenveen, ze staan in Sittard.’

Dat is toch wat de consument nu eenmaal wil?
‘Daar geloof ik niks van. Iedereen denkt dat gezinnen allemaal rijtjeshuizen willen, maar er zijn er genoeg die in de stad willen wonen. Het vergt creativiteit en innovatie om woningen en woonwijken te bedenken die voldoen aan uiteenlopende woonwensen.’

____________

 

‘Ik haal mijn plezier vooral uit het maken van plannen met de mensen die het uiteindelijk moeten gaan doen.’

____________

 

Het is geen toeval dat Bindels in zijn projecten op zoek gaat naar nieuwe partners, buiten overheden en ontwikkelaars om. In Den Helder sloot hij een pact met een plaatselijke woningcorporatie en ondernemers. In een zelfbouwwijkje in Loenen aan de Vecht knoopte hij stevige banden aan met de toekomstige bewoners. Bindels vat het zelf samen: ‘Ik haal mijn plezier vooral uit het maken van plannen met de mensen die het uiteindelijk moeten gaan doen.’

Toeval of niet, in andere, maar vergelijkbare bewoordingen omschreef de jury van de Jonge Maaskantprijs in 1999 het talent van Bindels en zijn kompanen Arjan Klok, Henk Hartzema en Ruurd Gietema. Hun gelegenheidscollectief kreeg dat jaar de prestigieuze prijs voor jonge architecten toegekend. De jury loofde hun ‘pleidooi voor samenwerking tussen disciplines’ en ‘de vorming van samenwerkingsverbanden die de ontwikkeling van stedelijke gebieden door alle gevestigde belangen heen aansturen’.

In het juryrapport viel ook nog dit te lezen: ‘In hun benadering is geen plaats voor een eindbeeld. Architectonische beelden kunnen zeker wervend zijn, maar steeds minder blijken ze in staat de levensvatbaarheid van bouw- en planningsprocessen te garanderen.’ Bindels lacht als hij hoort hoe toen over hem gedacht werd. ‘Het doet me tekort om me te beoordelen op iets wat bijna twintig jaar geleden geschreven is. Maar het klopt, ik heb altijd minder opgehad met gelikte renderings.’

Hoe definieer jij, zonder die focus op het eindbeeld, ontwerpkwaliteit?
‘Esthetiek komt voort uit hoe iets gemaakt wordt. Dit ingenieursdenken deel ik met Adriaan. In mijn begintijd bij West 8 reden we urenlang rond om te zien waarom het landschap is zoals het is. Hoe zitten polders in elkaar, hoe werkt een gemaal, wat maakt een dijk een dijk?

Die nadruk op het maken komt tot uiting in de versterking van de Hondsbossche Zeewering bij Petten waar West 8 een nieuw duinlandschap ontwierp. Het resultaat bleek een wikken en wegen van overwegingen die bij de opdrachtgever en de baggeraars speelden. Zo meet het Hoogheemraadschap veiligheid af aan de hoogte van de dijk, terwijl in het geval van een duinenrij de hoeveelheid zand telt. Bindels: ‘Het was aan ons om een optimum te vinden tussen deze twee zienswijzen, tussen meters en kuubs.’

____________

 

Hoe lokaal wil je het hebben? Er waren serieus bureaus die voor de zoveelste keer cortenstaal voorstelden.’

____________

 


Ook in Madrid, waar West 8 boven op een tunneldek een kilometerslang park ontwierp, stond het maken voorop, aldus Bindels. ‘De belangrijkste vraag was hoe op dat dek een aantrekkelijke stedelijke ruimte kon worden gemaakt. Dan gaat het over schaduwwerking, of over hoe je er prettig kan fietsen, hoe je daar bomen laat groeien. Ik bedoel: bijna niemand leek zich af te vragen waar het grondwater is. Wij hielden ons als een van de weinigen met dergelijke praktische vraagstukken bezig. Andere bureaus kwamen met hoogdravende conceptuele benaderingen aan.’

Kleeft die kritiek West 8 soms niet ook aan? In jullie plannen lijken grafische patronen dikwijls dominant, een vormgeving die in meerdere project herhaald wordt.
‘Dat doet onze ontwerpen echt tekort. Overal waar we de aan de slag gaan spelen we in op lokale stijlen en maken we gebruik van plaatselijke materialen en productietechnieken. In Madrid is de kademuur langs de rivier gemaakt van costeros, een lokaal materiaal dat overblijft bij de winning van graniet in de omliggende heuvels van Extremadura. Hoe lokaal wil je het hebben? Er waren serieus bureaus die voor de zoveelste keer cortenstaal voorstelden.’

Hij vervolgt: ‘Daarmee zeg ik niet dat wij niet durven vorm te geven. Als we antwoorden hebben op de praktische vragen, vinden we ook dat een openbare ruimte zich moet kunnen meten met de sterke beeldcultuur van tegenwoordig. Daarom introduceerden we op Strijp S in Eindhoven V-vormige platanen, daarom plantten we in Madrid een bos van onregelmatige pijnbomen.’

Zonder dat het een gimmick wordt.
‘Het is wel ergens op gebaseerd. De natuur heeft ook een beeldcultuur. In de buurt van Madrid komen werkelijk zulke pijnboombossen voor. Wij gaan alleen een stapje verder – door ze te tegen rode vorken aan te laten leunen.’