Jansbeek Arnhem: terugkeer van oude bekende

Tekst Marc Nolden Foto Thea van den Heuvel

 

Het is een magnifiek gezicht. Het water van de Sint-Jansbeek dat via een opening in de kademuur rechtstreeks de Rijn in klettert. Het is half januari en hoogwater. De kades zijn overstroomd, de rivier is op zijn breedst. Normaal zou de beek – volgens ontwerp – in een verdiept bassin in de kade uitmonden en via een ondergrondse buis uitstromen in de Rijn. Nu leiden de bijzondere omstandigheden tot een directe confrontatie tussen beek en rivier. Een on-Hollands tafereel. Alleen het geluid al. Vanaf de kadetrappen zitten mensen verwonderd naar het vallende water te kijken.

In Arnhem stroomt de Sint-Jansbeek, de beek waaraan Arnhem ooit ontstond, na 156 jaar weer door de straten. Ooit overkluisd vanwege vervuiling en stank door gebruik als open riool, nu ‘ontkluisd’ en heringericht om de binnenstad – met name de naoorlogse gordel, waar momenteel volop gebouwd wordt – een boost te geven.

 

Het project is via een burgerinitiatief tot stand gekomen. Stichting Jansbeek Boven Water zette zich al jaren in om de beek weer in het straatbeeld te krijgen. Het sneuvelen van het plan voor een grote insteekhaven bij de Rijn hielp daarbij. Ze vond steun bij de gemeente. Die vroeg op haar beurt het Arnhemse bureau Poelmans Reesink een inpassingstudie te maken, en het inrichtingsplan voor de openbare ruimte.

Project Ontkluizing, ruimtelijke inpassing en vormgeving Sint Jansbeek
Locatie binnenstad Arnhem
Omvang 800 m. lang, 9 ha herinrichting openbare ruimte

Ontwerp Buro Poelmans Reesink Landschapsarchitectuur
Opdrachtgever gemeente Arnhem
Partners provincie Gelderland; waterschap Rijn en IJssel
Kwaliteitsbewaking Q-team zuidelijke binnenstad, o.l.v. Marlies van Diest
Technische uitwerking Kragten
Uitvoering Hoornstra Infrabouw i.s.m. GMB
Kosten 5,5 miljoen euro
Ontwerp 2014 – 2016
Uitvoering 2016 – 2017



Plattegrond
In zijn kantoor toont landschapsarchitect Theo Reesink een prent van de Bovenbeekstraat uit 1700, de plek waar het beekwater destijds de vesting binnen stroomde en strak langs de huizen voerde, in tamelijk diepe gemetselde goten en met kleine bruggetjes naar de huizen. Een plattegrond laat zien hoe de beek vervolgens met een ruime bocht om de Eusebiuskerk heen liep en via de sloppenwijk De Weerdjes naar de westkant van de binnenstad voerde, naar de haven, waar hij uitmondde in de Rijn.

In 1860 kwam de beek door overkluizing volledig onder de grond te liggen, en niet veel later, bij het afbreken van de vestingwerken, werd het water via de oostelijk gelegen Jansbuitensingel en de Lauwersgracht omgeleid, om bij de John Frostbrug decennialang anoniem de Rijn in te lopen.

Voor de eerste fase besloot men de beek bij de Lauwersgracht op te pikken en niet het historische tracé te volgen, maar het water precies op de grens van het noordelijke (oude) stadsdeel en het zuidelijke wederopbouwdeel in het stratenpatroon te voegen: langs het Stadstheater, via de Beekstaat, de Broerenstraat, ten noorden van de Euseubiuskerk, over het Kerkplein en door de Nieuwstraat naar de Rijn. De beek moet vooral betekenis krijgen in het actuele stedelijke landschap, verklaart Reesink. Het is een manier om de leefbaarheid en de verblijfskwaliteit in de binnenstad te vergroten, het is geen restauratieproject.

Leefbaarheid en verblijfskwaliteit
Op de hoek van de Beekstraat en het Stadstheater toont de ‘nieuwe’ Sint-Jansbeek zich voor het eerst. Een lange waterbak aan één kant van de straat, zonder reling of markering, met rondom een gemetselde rollaag, ligt verzonken in het trottoir. Er zijn geen bomen of bankjes. Grijze wederopbouwpanden staan langszij. Op de koppen zijn tonronde brugelementen geplaatst. In het water, dat nauwelijks lijkt te stromen, liggen grote zwerfkeien en aan één kant is een ondiepte gemaakt waarin onder meer zegge, gele lis en lisdodden kunnen groeien. Is dit genoeg om de leefbaarheid en verblijfskwaliteit van een impuls te voorzien?

Volgens Reesink wel. Het water stroomt wel degelijk, het is een sprengenbeek, gevoed door grondwater. Het groen gaat snel beeld geven, de knoppen komen al op, en de stedelijke omgeving – en daarmee het gebruik – zal gestaag mee veranderen met de herinrichting van dit deel van de stad.

Aan de technische inzet van het ontwerp ligt het niet. De beek en de straat zijn met veel gevoel voor detail ontworpen. Het oranjerode straatwerk ligt er strak bij, er zijn nieuwe lichtmasten geplaatst en halverwege is een eendentrap kunstig in het kademetselwerk geïntegreerd. Aan het eind, op de hoek bij het politiebureau, verdwijnt de beek weer ondergronds, om in een buis met een haakse bocht in de Broerenstraat weer tevoorschijn te komen.

We hebben de beek bewust niet als één continue waterlijn willen ontwerpen, vertelt Reesink even later, maar als een reeks fragmenten die met elkaar verbonden zijn. De fragmenten refereren aan de Engelse landschapsstijl van Park Sonsbeek, waar de Sint-Jansbeek ook op verschillende plekken in verschillende gedaanten verschijnt. Elke plek heeft een eigen sfeer die aansluit op de lokale (steden)bouwkundige context en maat. Bovendien is de beek bedoeld als verbindend element tussen twee stadsdelen, niet als barrière. De beekfragmenten zijn zodanig ingepast dat voetgangers en fietsers zich er makkelijk tussendoor kunnen bewegen.

 

___________________

 

'Het gefragmenteerde  ontwerp refereert aan de Engelse landschapsstijl van Park Sonsbeek, waar de beek verschillende gedaanten heeft'

___________________

 

Bij de parkeergarage, waar de rooilijnen iets wijken, is een derde bak die wijder uitloopt en eindigt in een scherpe punt bij de Eusebiuskerk. Op de kop staat een plantenbak, om inrijden te voorkomen. Als we doorlopen richting de kerk zien we hoe mooi de beek de terp doorsnijdt. Aan de noordkant loopt het maaiveld hellend af, als een oever, met treden in de hoek. Aan de kant van de kerk is een keermuur van ter plaatse gevonden oude kloostermoppen gemaakt, met varens ertussen. Op de kaderand staat een zwartstalen hek met een houten reling. Hier is een sfeervol waterpleintje ontstaan, waar kinderen in de zomer, in de luwte van de kerk, kunnen spelen.

Als de beek weer even onder de grond duikt, voor de kerk langs, volgen we het water via een stalen rooster in de bestrating. Bij de nieuwbouw op het kerkplein komt de beek weer boven en toont zich precies zoals op de oude prent van de Bovenbeekstraat: strak langs de gevel, in een gemetselde loop met bruggen eroverheen. Hoewel de bouwwerkzaamheden nog in volle gang zijn, geeft dit al een prettig stedelijk gevoel.

Twee gemetselde muurtjes
Eenmaal op het ruime Kerkplein stroomt de Sint Jansbeek met ruim vier meter breed over het plein, met een knik halverwege. Het hierdoor opgedeelde maaiveld verschilt in hoogte. Alleen aan de noordkant is een balustrade geplaatst. Reesink wijst naar de ‘adelaarsbrug’, die voetbalclub Vitesse vanwege zijn 125-jarige bestaan aan de stad schonk en qua ontwerp verwijst naar de ‘zwanenbrug’ in Sonsbeek. Vanaf hier vallen twee gemetselde muurtjes in de beek op, die het water laten kolken en de stroming laten zien. Voor het eerst horen we de beek, hij komt tot leven. Had dat niet ook op andere plekken gekund? Meer mensen blijven staan. Er is een brede houten bank en er staan bomen. Er zwemmen zelfs vissen. Een mooie plek, die ondanks de nog grauwe naoorlogse pleinwanden een enorme boost aan het plein geeft.

In de Nieuwstraat is de beek een gracht midden in de straat. Er zijn geen relingen en de straatverlichting hangt tussen de gevels. Een heerlijk opgeruimd beeld. Wandelaars en fietsers manoeuvreren moeiteloos voor de winkels langs. Aan het einde loopt de straat omhoog naar de Rijnkade, waardoor de beek op spectaculaire wijze door het talud snijdt. De rollagen langs de kade splijten uiteen in lange trappen, wat een prachtig lijnenspel oplevert. Het inrichtingsniveau is hoog, de details in het straatwerk zijn kunstwerkjes op zich. De cafés hebben een sublieme buitenruimte voor hun deur gekregen. Nog één laatste bruggetje voordat de beek in een soort kloof verdwijnt, om aan de andere kant van de weg uit te storten in de Rijn. Zo voorzichtig en moeizaam als de beek begon, zo dramatisch en groots eindigt hier zijn loop door de stad.