Corporatiedirecteur Thom Aussems: ‘Ik dacht: dan doen we het zelf wel’

Met de projecten van zijn corporatie Sint Trudo gaf Thom Aussems op eigen wijze, met een mengeling van fysieke en sociale interventies, vorm aan stedelijke vernieuwing in Eindhoven. De stedenbouw verwijt hij te weinig oog te hebben voor wat stedelijke ontwikkelingen werkelijk drijft: ‘Ontwerpers willen met maquettes de toekomst voorspellen. Piepschuimplanning noem ik dat.’

Tekst Anne Seghers en Mark Hendriks Foto Christiaan Krouwels

Als we aankomen in de Edisonstraat, in het hart van de Eindhovense vernieuwingswijk Woensel-West, parkeert Thom Aussems – de gepensioneerde directeur van corporatie Sint Trudo en de komende uren onze gesprekspartner – net zijn fiets tegen de gevel van At Yetty’s, een hotel en vintagewinkel ineen. Direct komt eigenaresse Yetunde naar buiten, want het is niet de bedoeling dat Jan en alleman daar fietsen stallen. Voor ze een woord uitbrengt ziet de in Londen getogen ondernemer wie ze voor zich heeft. ‘Oh it’s you, Thom. I thought you were someone else. How are you?’ Een knuffel en drie zoenen volgen.

Thom Aussems is populair in Woensel-West, de buurt die onder meer door zijn toedoen veranderde van een achterstandswijk met drugsoverlast, criminaliteit en prostitutie, in een stadsdeel waar het weer goed toeven is. Terwijl de voormalige corporatiedirecteur – wandelschoenen, felgeel jack, grote rugzak – binnen poseert voor de fotograaf, vertelt Yetunde met een onvervalst Brits accent waarom ze gek is op de man die tot dit voorjaar leiding gaf aan Sint Trudo. ‘Zijn aanpak en visie spreken me aan. Woensel is een smeltkroes, en de door Thom geleide wijkvernieuwing zet dat centraal. Projecten gaan over het verbinden van culturen, van mensen, van achtergronden. Woensel leeft weer, weliswaar met een scherp randje, maar daar hou ik van.’

 

Buiten steekt Aussems de loftrompet over Yetunde. ‘Zij is een pionier, een aanjager. Het was onze bedoeling om de wijk kleurrijker maken. Yetunde belichaamt dat, door haar uitbundige karakter, haar Afrikaanse wortels, haar onderscheidende bedrijfsconcept.’

Thom Aussems is een begrip in de wereld van de stedelijke vernieuwing. Hij kreeg landelijke bekendheid met de rol die corporatie Sint Trudo speelde in de herontwikkeling van het voormalige Philipsterrein Strijp S. De corporatie kocht industriële gebouwen om ze om te bouwen tot gemengde complexen met wonen, ateliers, horeca en lofts. In Den Haag werd Aussems met argusogen gevolgd. Ging hij als corporatiedirecteur zijn boekje niet te buiten door met geld van huurders leegstaande fabriekspanden op te kopen? In Eindhoven keek men daar anders tegen aan. Velen menen dat de iconische Lichttoren – door Trudo gekocht en getransformeerd – door hem gered is.

De vernieuwing van Woensel-West is eveneens allesbehalve gangbaar te noemen. Samen met de gemeente, basisschool ’t Palet en de plaatselijke huurders- en bewonersclubs – verenigd in de Buurtonderneming – startte Aussems projecten die normaal gesproken niet tot het takenpakket van een woningcorporatie gerekend worden. Er werden buurtrestaurants geopend, talloze wijkactiviteiten georganiseerd en integratieprojecten voor statushouders opgezet. Gelijktijdig werd het imago van de wijk opgepoetst.

In 2012 kreeg Woensel-West landelijke bekendheid omdat ’t Palet, vijf jaar daarvoor nog onder toezicht van de onderwijsinspectie, het predicaat excellent ontving. Aussems speelde een grote rol in de wederopstanding van de basisschool. Hij bood nieuwe huurders 100 euro korting op de maandelijkse huurprijs als zij zich tien uur per maand zouden inzetten voor de kinderen van ’t Palet, vrijwel allemaal afkomstig uit gezinnen met een migratieachtergrond en kampend met taalachterstanden. De kinderen kregen na schooltijd huiswerkbegeleiding of taalles, volgden sporttrainingen en leerden muziekinstrumenten bespelen.

Aussems glimlacht als dit Kidsproject ter sprake komt. ‘Je moet bij de kinderen beginnen, zij zijn de toekomst van de wijk. Omgerekend heeft het ons 235 duizend euro huurderving per jaar gekost. Maar moet je zien wat je voor zo’n bescheiden bedrag en met 180 vrijwilligers voor elkaar krijgt’.

Rood ingenieursdenken
In deelproject Galvani – waar kleine arbeiderswoningen plaatsmaakten voor een- en tweepersoonshuizen in een kleurrijk hof dat het meest doet denken aan een oosterse kasbah – vertelt Aussems wat er mis is in de stedelijke vernieuwing. ‘Nog altijd geldt het paradigma dat we met fysieke ingrepen wijken beter kunnen maken. Ik noem dit het “rode ingenieursdenken”, dat zijn oorsprong heeft in de Rotterdamse stadsvernieuwing van de jaren zeventig en tachtig.’

Minister Ella Vogelaar heeft dit na haar aantreden in 2007 toch doorbroken? Onder haar bewind ontstond het besef dat fysieke en sociale projecten samen op moeten gaan.
‘Op papier wel, ja, maar achter de schermen bleef de machinerie gericht op fysieke ingrepen. Er werd weliswaar beleid opgetuigd om de ambities van de minister waar te maken. Maar in de praktijk bleken dit bureaucratische nachtmerries. Het was volkomen onduidelijk hoe het geld verdeeld en besteed moest worden. Dat is de dood in de pot, en zo komen sociale verbeteringen niet van de grond.’

Waarom hier wel?
‘Omdat we gebaande paden omzeilen. We hebben niet gewacht tot ’t Palet misschien anderhalve docent erbij zou krijgen – we zijn met een paar partijen zelf aan de slag gegaan.’

 

––––––––––––––––––––––

 

We hadden de problemen in de wijk in onze vernieuwingsdrang voor lief genomen.’

 

––––––––––––––––––––––

 


Voor Aussems was de vernieuwing van een andere achterstandswijk, de Kruidenbuurt, een omslagpunt. Toen hij in 2008 bij de opening een verhaal moest houden, sloeg de twijfel toe. ‘Ik dacht: ik kan vertellen over de mooie huizen die we gebouwd hebben, maar de bewoners kampten nog steeds met taalachterstand, met eenzaamheid, met schulden. Ik besefte dat we die problemen in onze vernieuwingsdrang voor lief hadden genomen.’
Kort daarna belegde Aussems een bijeenkomst met de gemeente en organisaties in het sociale domein. Hij wilde nagaan hoe zij tegen de sociale problematiek in de stad aankeken – en dan met name de taalachterstand onder kinderen. ‘Iedereen aan tafel vond dat er iets moest gebeuren, maar toen ik vroeg wie zich geroepen voelde om actie te ondernemen, bleef het akelig stil. Ik dacht: zoek het maar uit, we doen het zelf wel.’

U was directeur van een woningcorporatie. Waarom haalde u zich taken op de hals die horen bij onderwijsinstanties, bij het UWV, de GGZ, bij wijkteams?
‘Omdat ik inzag dat zonder sociale projecten ons eigenlijke werk zinloos was. Natuurlijk moeten wij zorgen voor goede en betaalbare woningen, maar dat heeft weinig zin als al het andere niet op orde is.’

Graffitikunstenaars
Onderweg naar deelproject Celsius licht Aussems het stedenbouwkundig plan toe. ‘Het decor van Woensel bestaat straks uit een levendige Edisonstraat, met woningen, winkels, voorzieningen en ontmoetingsplekken. Aan weerszijden liggen beschutte woonbuurtjes.’

Het door bureau Tarra en Buro Lubbers ontworpen Celsius bestaat uit vier kwadranten met autoluwe straten en hoven. Achter het ontwerp gaan pragmatische overwegingen schuil. De woningen moesten betaalbaar zijn, dus is gewerkt met modulaire bouwsystemen. De gevels zijn geverfd in alle kleuren van de regenboog. Voor de hoeken nodigde Aussems lokale graffitikunstenaars uit. Zij maakten levensgrote portretten van uitvinders naar wie de straten in Woensel-West vernoemd zijn. Terwijl het Galvanihof stenig aandoet, wordt Celsius gekenmerkt door een groene inrichting. Aussems: ‘Het is de tijd. Groen in de stad wordt steeds belangrijker.’

Volks karakter
Even later ontmoeten we Frans die aan de andere kant van de straat woont, in een klein hoekhuis waar hij als kind is opgegroeid. Hij vertelt dat de wijk ‘een stuk veiliger’ is en dat hij ‘het hele sociale gebeuren’ waardeert. Enthousiast schudt hij Aussems de hand. ‘Ik was vroeger niet de makkelijkste, vaak betrokken bij rotzooi en vechtpartijen. Maar in plaats van mij uit te plaatsen kreeg ik een nieuwe kans. Ik leerde lezen en schrijven en ik begeleid nu schoolkinderen – we gaan morgenmiddag timmeren.’ Frans moet bekennen dat het volkse karakter van Woensel-West verdwenen is. ‘Vroeger kende iedereen elkaar. Mijn hele familie woonde hier. De nieuwe mensen zijn aardig, maar het contact met hen is een stuk minder.’ Als we afscheid nemen: ‘Het is jammer dat mijn dochter hier niet woont. Ze kwam helaas niet door de sollicitatie.’

Als we doorlopen vragen we Aussems om opheldering: moet je voor een woning door een keuring? Hij knikt: ‘Met het oog op leefbaarheid houden we graag grip op wie hier komt wonen.’ Hij vervolgt: ‘Het hangt samen met het succes van het vrijwilligerswerk. Wij investeren in verduurzaming, we bieden huurkorting, maar we verwachten wel dat je iets terugdoet.’

Mag dat? Of sterker nog, kun je dat van iedereen verlangen?
‘Nee, dat kan niet, en dus zal ook niet iedereen hier een woning vinden. Het is iets fundamenteels: volgens de Haagse toewijzingsregels zijn wij er alleen voor zwakkere groepen met lage inkomens. Maar hoe krijg ik dan die gewenste menging voor elkaar?’

 

––––––––––––––––––––––

 

‘Ik probeer me niet teveel aan te trekken van wat ze in Den Haag vinden. Het beleid verandert om de haverklap

 

––––––––––––––––––––––


Op de weg terug naar het hotel van Yetunde benadrukt hij dat Sint Trudo er niet alleen is voor de huurders, maar voor de hele stad. ‘En daar horen meerdere doelgroepen bij. Als we de stad beter willen maken, moeten we ons richten op daklozen, maar ook op de middeninkomens, en zelfs op de directeur van een technologiebedrijf.’

Daar denken de beleidsmakers in Den Haag anders over. U heeft verschillende keren aanwijzingen ontvangen. Dat is beleidstaal voor straf.
‘Ja, ik moest bijvoorbeeld stoppen met de buurtrestaurants. Bizar toch? Die restaurants hadden een verbindende functie, zorgden voor werkgelegenheid, ga zo maar door. Maar omdat het formeel niet tot het takenpakket van Trudo behoorde, moesten we er een einde aan maken.’

Dan: ‘Ik probeer me niet teveel aan te trekken van wat ze in Den Haag vinden. Het beleid verandert om de haverklap. Ik heb een opvatting over de rol die we als corporatie moesten spelen en daar heb ik zoveel mogelijk aan vastgehouden.’

 

Bij andere corporaties wordt gezegd dat u door uw brede blik en de focus op speciale projecten reguliere corporatietaken verwaarloost.
‘Flauwekul. Trudo heeft, gemiddeld gezien, al jaren de laagste huren. Alle woningen worden verduurzaamd zonder huurverhoging, waardoor de woonlasten omlaag gaan. Bij nieuwbouw vragen we voor een energieneutrale woning niet meer dan 600 euro.’

Op sterven na dood
Aussems groeide op in Eindhoven. Als hij met zijn ouders naar de stad ging, vergaapte hij zich aan de schoonheid van de Lichttoren. Later zag hij de teloorgang, toen Philips in de jaren negentig de stad de rug toekeerde en gebouwen en terreinen verweesd achterliet. Tot verdriet van Aussems verpieterde de Lichttoren. In 2003 kocht Sint Trudo de toren en bouwde hem om tot een wat Aussems een ‘mix of everything’ noemt: lofts in de sociale huur en koop, winkels, een hotel, een café en kantoren.

Het lijkt alsof persoonlijke drijfveren ervoor gezorgd hebben dat u het takenpakket van Trudo hebt uitgebouwd. U ging zich gedragen als ontwikkelaar.
Enigszins geprikkeld: ‘En wat is daar mis mee?’
U begaf zich op een nieuw speelveld. Critici zeggen dat u risicovol te werk ging door met geld van huurders oude industriële panden op te kopen.
‘Toen ik directeur van Trudo werd waren we op sterven na dood. Als we niet langer het Trabantje van de Eindhovense corporatiewereld wilden blijven, moesten we nieuwe wegen verkennen. Ik zag mogelijkheden om aan te haken bij ontwikkelingen in de stad. Zo introduceerden we nieuwe eigendoms- en beheervormen, zoals “slimmer kopen” (het met korting verkopen van huurhuizen aan starters op de woningmarkt, red.). En ik vond dat we ons moesten bemoeien met Strijp S, in die jaren een voedingsbodem voor kansrijke projecten waarvan ik dacht dat ze Eindhoven goed zouden doen.’

Aussems sloot een deal met Dik Wessels, de directeur van bouw- en ontwikkelingsbedrijf Volker Wessels die aan de lat stond voor de herontwikkeling van Strijp S. Tijdens een etentje spraken zij af dat Trudo Volker Wessels van bouwopdrachten zou voorzien, maar dan wel tegen kostprijs.


Het is allemaal goed afgelopen, maar helemaal zonder risico’s was het niet. U heeft bijvoorbeeld moeten afboeken.
‘Op een gegeven moment gingen in de Lichttoren een commerciële huurder en het hotel failliet. Dat zorgde voor een forse huurderving. Maar daarna is de waarde van het vastgoed flink gestegen. Mensen noemen dat dan mazzel. Maar als we moeten afboeken komt dat door risico’s nemen, terwijl een forse winst geluk zou zijn.

 

––––––––––––––––––––––

 

‘Ontwerpers denken dat hun maquettes de toekomst voorspellen. Piepschuimplanning noem ik dat.’

 

––––––––––––––––––––––


Op Strijp S botste Thom Aussems meermalen met ontwerpers, zoals de supervisoren Riek Bakker en Adriaan Geuze. Het is geen geheim dat Aussems ontwerpers tekort vindt schieten. In interviews verwijt hij hun fysiek determinisme.

‘Stedenbouwkundigen en architecten denken nog steeds dat ze met fysieke ingrepen sociaaleconomische problemen kunnen oplossen. Winy Maas, de supervisor van de binnenstad, ziet de stad als een optelsom van fysieke projecten. Ontwerpers menen dat ze met maquettes de toekomst kunnen voorspellen. Piepschuimplanning noem ik dat.’

Is dat geen karikatuur?
‘Ik zat in een accreditatiecommissie voor stedenbouwopleidingen. Ik schrok elke keer van wat ik aantrof. Ze leren niets over wat stedelijke ontwikkelingen drijft, over de aspecten die de koers van een stad bepalen. Denk je dat in Londen architectuur of ruimtelijke ordening het verschil maken? Dat die stad uitdijt en dat er binnen een uur van het centrum geen betaalbare woning te vinden is, is het gevolg van veranderende kapitaalstromen. Als je daar als ontwerper geen weet van hebt, sta je bij voorbaat buitenspel.’

U wil toch niet zeggen dat Riek Bakker geen benul heeft van stedelijke processen?


‘Ik weet nog dat ze in het begin op Strijp S kwam en voorstelde om het Natuurkundig Laboratorium, hét symbool van de innovatiekracht van Eindhoven, te slopen. Ik wist niet wat ik hoorde.’

Wat moet er in de stedenbouw veranderen?Wat moet er in de stedenbouw veranderen?
‘Ik zou zeggen afschaffen. Of in ieder geval omvormen. Ontwerpers moeten leren de complexiteit van een stad te doorgronden. In Finland is aan de Aalto University een opleiding gestart waar studenten kennis maken met economie, technologie en design – dat lijkt me een uitstekende combinatie.’