Paul Roncken: ‘De mens is een gebrekkig esthetisch wezen’

DOSSIER OVER SCHOONHEID Vorig jaar promoveerde landschapsarchitect Paul Roncken op een onderzoek naar schoonheid. Hij is een van de weinigen in Nederland die zich bezighouden met ‘schoonheid’ en het ‘sublieme’. Naast onderzoeker en docent aan Wageningen University is Paul Roncken provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in Utrecht. Martine Bakker sprak met hem voor het themadossier over schoonheid, in het juninummer van Blauwe Kamer.

Tekst Martine Bakker | Foto's Christiaan Krouwels

Rust er in de ontwerpwereld een taboe op schoonheid?
‘Taboe is een groot woord, maar er wordt zeker niet gemakkelijk over gesproken. Er is in Nederland weinig ruimte voor romantiek, sober en doelmatig staan hier in het ontwerp nog altijd voorop. Het woord schoonheid lijkt te worden vermeden – ontwerpers zullen eerder zeggen: “we gaan er iets moois van maken”. Schoonheid is hier een zware en beladen term. Alsof je ontwerp met dat woord meteen theoretisch en verheven zou zijn.’

Hoe komt dit?
‘Ruimtelijk ontwerp moet altijd een functie hebben, het moet van nut zijn. Voor kunstenaars, die aan een oeuvre werken, ligt het benoemen van schoonheid meer voor de hand. Ontwerpers leveren maatwerk en puzzelen met uiteenlopende doelen. Dan kan schoonheid in de weg gaan zitten.’

Was je altijd al in het begrip schoonheid geïnteresseerd?
‘Ik ben landschapsarchitectuur gaan studeren uit idealisme, omdat ik de wereld wilde verbeteren. Tijdens mijn studie werd dat behoorlijk afgekapt. Ik moest voornamelijk bestaand repertoire herhalen, maar aangeleerd gedrag had voor mij iets onbetrouwbaars. Ik betwijfelde of daar verbetering uit voort kon komen.’

Wat versta jij onder schoonheid?
‘Schoonheid is een manier om de mens te leren kennen. Want eigenlijk is schoonheid een menselijke illusie. Ook de problematische verstandhouding die de mens al eeuwen heeft met de natuur – dit vind je terug in theorieën van de Grieken tot Edmund Burke en Kant – komt daaruit voort. In feite is de mens een gebrekkig esthetisch wezen. Onze zintuigen zijn niet goed ontwikkeld.

'En belangrijker nog: in plaats van direct te ervaren met onze zintuigen vult ons brein alvast in wat we verwáchten te gaan ervaren. Beelden en patronen die we kennen uit onze jeugd zijn daarbij dominant. Schoonheid heeft dus alles te maken met herkenning. Net als wanneer iets eindeloos lijkt, of het lijkt of je vliegt, of alles lijkt één – dit zijn illusies, gevoelens die stammen uit eerdere ervaringen. Voor ontwerpers heeft dit als voordeel dat zij naar dergelijke patronen kunnen verwijzen. Daarom moeten zij zich verdiepen in de cultuur en de symbolen van een land of plek.’

Als de vorm van schoonheid relatief is, geldt dat dan ook voor haar betekenis?
‘In niet-westerse culturen zoals Bolivia, waar dit masker vandaan komt (het masker waarmee Roncken op de foto staat, MB), is schoonheid een onderwerp van zingeving. Zij is niet plat maar meerledig. Iets kan prachtig zijn en tegelijkertijd duistere kanten hebben. Dat wordt gevierd. Dit zijn we in Nederland aan het verleren.’

Ontwerpers zijn toch juist getraind in het vinden van dubbele lagen, in het vertellen van verschillende, soms tegenstrijdige verhalen?
‘Ja, ruimtelijk ontwerp gaat ook over lelijkheid, over het verval van het landschap. Over wat J.B. Jackson the vernacular noemt – wat zoiets betekent als ratjetoe. Ontwerpers kunnen zulke lelijkheid inderdaad best waarderen. Zij hanteren een genuanceerd palet van schoonheid.’

In tegenstelling tot niet-ontwerpers?
‘Bewoners delen die nuance meestal niet als ze met de ontwerper in gesprek gaan. Zij willen gewoon het beste. Dat zijn ze zo gewend bij de spullen die ze kopen: design, mode, gadgets. Die spullen worden om de vier jaar vervangen. Dat gaat bij ruimtelijk ontwerp niet op. Mede hierdoor zijn landschapsarchitecten vrij uitleggerig.’

 

Paul Roncken. Het masker is afkomstig uit Bolivia.

Het verspreiden van je kennis over schoonheid lijkt een persoonlijke missie – nadat je proefschrift af was maakte je een laagdrempelige onlineversie.

‘Nee, nee, geen missie. En ik ben ook geen mooimaker, al zou je dat misschien verwachten, omdat schoonheid in de spreektaal gaat over “mooi maken”. Ik voel mij meer verwant met filosofen, met wetenschappers die het doek willen oplichten, dan dat ik opdrachtgevers of publiek wil plezieren. Het vakgebied is marktgevoelig: we lossen als landschapsarchitecten dingen op en als dat niet lukt kunnen we de volgende opdracht wel vergeten. Ik vind dat hypocriet.’

Hypocriet?
‘We staan zogenaamd aan de mooie, groene kant, en misbruiken dat op een heel naïeve manier. Landschapsarchitecten zijn het stedelijk domein in gedoken en de relatie met de natuur daardoor helemaal kwijtgeraakt. Ik vind het pervers om te zeggen dat je van de bloemetjes en de bijtjes bent, terwijl je ondertussen alleen botoxt. Neem landgoederen, het summum van botox: alle soorten van de wereld groeien daar. Maar waarom moeten er zo nodig moerascipressen staan? Ons vakgebied gaat over de genius loci, maar vaak ook over de manipulatie daarvan.’

Wanneer ging het mis?

‘Sinds ontwerpers alleen nog tekenen, streven naar mooie plaatjes, prijsvragen willen winnen ... Zo ontstond afstand tot het levend materiaal. Ik weet niet wat er is gebeurd. We zijn compleet van het padje geraakt. We hebben het hoog in de bol gekregen.’

Toch zien we steeds vaker ontwerpinnovaties waarbij de natuur de stad in wordt gebracht.
‘Bijen houden in de stad zet geen zoden aan de dijk als je kijkt naar het tempo waarmee de insectenstand mondiaal achteruit gaat. Dat vraagt om grootschalige, landschappelijke ingrepen. Maar het landschappelijke achterland wordt niet meer gekend. Over boeren bestaan vooroordelen: ze zouden overal overheen walsen, geen oog hebben voor de weidevogels. Terwijl het tegendeel waarschijnlijker is.’

Hoe verweef je deze boodschap in het onderwijs?
‘Met de “landschapsmachines” die ik in mijn onderwijs heb geïntroduceerd maken mijn studenten confronterende ontwerpen. De machines zijn een poging om de natuur beter tot zijn recht te laten komen. Vormgeving staat niet voorop – bij een landschapsmachine zijn de ontwerpers tegelijkertijd kunstenaar, ondernemer of wetenschapper. Het ontwerp is geen eindbeeld maar een traject met ontwikkelingsfasen. Ik verschuif ook steeds meer naar user experience design, kruip dichter op de ervaring van de gebruiker. Steeds vaker hanteren afstudeerders afwijkende fascinaties voor schoonheid, zoals voor “dissonant erfgoed” – denk aan de Atlantikwall – of voor landschappen van extreme droogte of vuurgevoeligheid. Dat uitzonderlijke aspect draagt dan het ontwerp.’

Kun je een voorbeeld noemen waar het wel goed gaat in de stad?
‘Broedplaats De Ceuvel in Amsterdam laat zien dat schoonheid vernacular kan zijn. Het is er mooi, maar ook vies, semicrimineel zelfs met die opslagruimtes en garages eromheen. Er wordt gerommeld, mensen gaan daar in op. Eigenlijk is schoonheid de bezigheid, het handelen. Als je het “ergens in opgaan” centraal stelt, is schoonheid niet plat en visueel, maar een handeling of interactie. Die hoeft niet analoog te zijn – ik geloof dat interactieve virtuele werelden ons nog veel over onszelf en schoonheid gaan leren.’

Waar vraagt de frictie tussen landschapsarchitectuur, natuur en schoonheid volgens jou vooral om?
‘Het liefst zou ik een nieuwe opleiding oprichten. Ik ben enorm gecharmeerd van de tijd rond 1900. Ontwerp was toen een ratjetoe en je had het Gesamtkunstwerk. De hang naar diversiteit bracht een enorme culturele evolutie teweeg. Daarbij ben ik ervan overtuigd dat we in de toekomst twee of drie beroepen zullen hebben en er heel andere referenties zullen gelden voor ontwerpen. Je ziet het nu al aan een landschapsarchitect als Arjen Meeuwsen die ook beroepsmatig cider brouwt. De schoonheid die schuilt in de interactie, in het menselijk handelen, zal de visuele, objectmatige schoonheid vervangen. Dan zal de handeling het debat bepalen. Let op, het hangt in de lucht.’