Rijksbouwmeester Floris Alkemade: ‘Ontwerpers moeten meedogenloos zijn’

Hij wordt wel gezien als luis in de pels van de Haagse politiek, maar rijksbouwmeester Floris Alkemade noemt zichzelf liever ombudsman op het gebied van ruimtelijk beleid en bouwen door de overheid. Die rol vervult hij graag met een optimistisch verhaal, in plaats van te focussen op wat alle komende veranderingen ons gaan kosten. Daarbij pleit hij onvermoeibaar voor de verbeeldingskracht van ontwerpers: ‘Door extreme oplossingen te verkennen komen vernieuwende ideeën op tafel.’ Voor het decembernummer van Blauwe Kamer spraken Joks Janssen en Mark Hendriks met de rijksbouwmeester.

 

Tekst Mark Hendriks en Joks Janssen |  Foto Christiaan Krouwels

Na bijna 2,5 uur praten komt de vraag op tafel of een rijksbouwmeester eigenlijk wel mag zeggen wat hij wil. Floris Alkemade, die sinds 2015 het ambt vervult, antwoordt resoluut. ‘Je moet dat echt zelf afdwingen. Als ik de afgelopen jaren had geluisterd naar de Haagse stemmen die me zeiden wat ik wel en niet kon zeggen, nou, dan had ik bar weinig verteld.’

Alleen al op dit vlak werkt het aantreden van Alkemade verfrissend. Veel meer dan zijn voorgangers zoekt hij nadrukkelijk de pers op. Hij schuift aan bij tv-programma’s, is vaak te horen op Radio 1 en sprak zich onlangs in de Volkskrant uit over de perikelen rond de verbouwing van het Binnenhof (zie kader onderaan dit artikel).

Wie is Floris Alkemade?

Floris Alkemade (1961) is architect en stedelijk ontwerper. Sinds 2015 is hij  rijksbouwmeester.

Na zijn afstuderen bij Rem Koolhaas aan de TU Delft was hij achttien jaar lang verbonden aan het bureau OMA, waarvan de laatste zeven jaar als partner. Sinds 2008 leidt hij zijn eigen architectenbureau FAA.


Hoewel hij zijn woorden zorgvuldig kiest, neemt Alkemade geen blad voor de mond. ‘Toen ik aantrad heb ik dat besproken met Stef Blok (toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, waaronder de rijksbouwmeester ressorteert, red.). “Ik heb een autonome positie”, zei ik hem, “en ik voeg me dus niet automatisch naar het kabinetsbeleid”. Blok begreep heel goed dat ik het niet altijd met hem eens zou zijn, maar hij vroeg me wel uitdrukkelijk om hem dat dan ook te laten weten. Zodat ie voorbereid zou zijn als ik iets naar buiten bracht.’

Dit voorjaar nog liet Alkemade zien dat hij niet terugdeinst om haakse standpunten te verkondigen. Op dezelfde dag dat minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken in haar Planologielezing provincies opriep om haast te maken met de aanleg van zonnevelden, stelde de rijksbouwmeester bij Nieuwsuur dat zonneweides wat hem betreft een allerlaatste optie zijn.

Snapt het Nieuwsuurpubliek dat? Die kunnen denken: wat vreemd dat de rijksarchitect iets anders zegt dan de minister.
‘Ik ben als een ombudsman. Zo leg ik het graag aan de mensen uit.’

Moeilijke besluiten
We spreken ‘ombudsman’ Floris Alkemade niet op zijn werkplek in het ministerie van Financiën, maar in zijn familiehuis in het Brabantse dorp Sint-Oedenrode. Zijn kinderen zijn de vierde generatie in het statige pand waar zijn opa en zijn ouders een huisartsenpraktijk hadden.

Het is de dag dat Alkemade zijn meest recente advies naar buiten brengt, met de poëtische titel Via Parijs. Hierin verkennen hij en de twee rijksadviseurs Berno Strootman en Daan Zandbelt wat nodig is om de in Parijs afgesproken klimaatdoelen te halen. ‘Iedereen heeft het over de regionale energiestrategieën, maar die dekken tot 2030 maar 30 procent van de opgave. Ik kom veel provincie- en gemeentebestuurders tegen die geen idee hebben van hoe het daarna verder moet. Dat komt grotendeels omdat het rijk geen helder verhaal heeft, geen agenda over hoe we die totale energieopgave gaan realiseren. Gedeputeerden en wethouders zeggen mij: hoe kunnen wij burgers en bedrijven overtuigen om in actie te komen, als we niet weten waar het rijk voor staat?’

Hoe komt het dat dit niet doordringt in Den Haag?
‘Ik zie vooral opluchting dat veel vraagstukken gedelegeerd zijn. Maar dat mag geen excuus zijn om zelf niet meer na te denken over wat op nationaal niveau nodig is. In Via Parijs hebben we toekomstkaarten van Nederland getekend, en ik weet nu al hoe nerveus de ministeries zullen regeren. Ze willen in geen geval de schijn van een dicterende nationale overheid oproepen, die vanuit Den Haag bepaalt wat er in het ruimtelijk domein moet gebeuren. Maar het mantra van de terugtredende rijksoverheid is in dit geval een drogredenering – als we de klimaatdoelen van Parijs willen halen is een nationaal perspectief gewoonweg noodzakelijk. Via Parijs biedt daarvoor een denkkader.’

Toch vreemd, want in de stikstofdiscussie tikt het rijk provincies die op eigen houtje beleidsregels intrekken, wel op de vingers.
‘Dat provinciebestuurders de boeren tegemoet komen, daar kun je van alles van vinden. Wat ik zie is dat er op rijksniveau geen sterk verhaal bestaat, waardoor gedeputeerden zich weinig gesteund voelen om moeilijke besluiten uit te voeren. Als je geen houvast hebt, is het lastig om de rug recht te houden.’

Dan: ‘Die boerenprotesten trekken nu alle aandacht, maar zijn slechts een symptoom van een veel groter probleem: dat onze regering niet ondubbelzinnig is in waar we met dit land heengaan. En wat voor landbouw daar dan bij kan en moet horen.’

Ontwerpvragen
De vraag waar het met ons land heen moet beantwoordde Alkemade dan maar zelf. Met het College van Rijksadviseurs – in samenwerking met Vereniging Deltametropool en West 8 – maakte hij Panorama Nederland, een optimistische kijk op de ruimtelijke toekomst van Nederland. Het was de pièce de résistance van de koers die Alkemade als rijksbouwmeester vaart, met daarin ruim aandacht voor maatschappelijke vraagstukken, zoals vluchtelingen, woningbouw, energie, zorg en voedselproductie – juist omdat in zijn optiek dit soort vragen deels ook ontwerpvragen zijn. Alkemade omschrijft deze tijd als ‘fascinerend’, waarin enorme transities en spectaculaire technologieën zich razendsnel ontwikkelen. ‘Maar die veranderingen en technologieën komen zonder moraliteit. Die moeten wij als samenleving toevoegen en ik ben van mening dat ontwerpkracht daarin een sleutelrol vervult.’

Hij is dan ook van mening dat de architectonische manier van denken niet beperkt moet worden tot het maken van een gebouw, plein of landschap. ‘Ontwerpend denken biedt creativiteit, verbeelding, het testen van ondenkbare scenario’s, het leggen van onvermoede verbanden.’

Nieuwe verdienmodellen
Die ‘onvermoede verbanden’ vormen de kern van Panorama Nederland, dat het afgelopen jaar als tentoonstelling door het land reisde. Als hij erover spreekt verbindt Alkemade zonder moeite de meest uiteenlopende opgaven en domeinen met elkaar. Zo bieden de één miljoen woningen die in Nederland nodig zijn aanknopingspunten om bijvoorbeeld de toenemende vergrijzing het hoofd te bieden en de bouwketen te verduurzamen. ‘Als we niet meer in beton bouwen – wisten jullie dat wereldwijd 10 procent van de totale CO2-uitstoot komt door de productie van beton? –, maar in hout, dan openen we zoveel deuren. Houtbouw biedt kansen voor een flexibele vorm van stadsontwikkeling, de benodigde bomen werken bodem- en landschapsherstel in de hand. Nieuwe bossen bieden boeren nieuwe verdienmodellen.’

__________

 

Veel boeren zien in dat het anders moet, maar vinden net als ik dat dat onderdeel moet zijn van een breder verhaal

__________


Alkemade is verrast over de aantrekkingskracht die Panorama Nederland op mensen heeft. Volgens hem komt het tegemoet aan een diep verlangen naar een optimistisch verhaal, in plaats van focussen op wat alle komende veranderingen ons gaan kosten.

Planoloog Luuk Boelens verweet jullie op Archined naïviteit. Jullie zouden de complexiteit van de samenleving ontkennen, waarin het denken in publieke belangen achterhaald zou zijn.
‘Dat zei de Britse premier Margaret Thatcher ook, en in zekere zin is dit het stokpaardje van de Franse schrijver Michel Houellebecq. Hij beschrijft in zijn roman “Elementaire deeltjes” hoe de samenleving kampt met een toenemende entropie. Een dystopische blik, en de enige remedie is wat mij betreft ontwerpkracht.’

Dat vond ook Volkskrant-columnist Bert Wagendorp die in Panorama Nederland een weerwoord zag ‘op de pessimistische vooruitzichten waarmee populisten ons om de oren slaan’. Zelfs werkgeversvoorzitter Hans de Boer, die niet bepaald bekendstaat om zijn geloof in planning en ontwerp, beschouwt Panorama als een model om ‘Nederland op orde te krijgen’. Zelfs bij de ledenraad van boerenorganisatie ZLTO kon de rijksbouwmeester op begrip rekenen. ‘Ik had het begrepen als ik met boe-geroep was ontvangen, maar het tegendeel gebeurde. Veel boeren zien in dat het anders moet, maar vinden net als ik dat dit onderdeel moet zijn van een breder verhaal. De veranderingen die we van hen verlangen hangen direct samen met de keuzes die op andere vlakken gemaakt moeten worden.’

Verbeeldingskracht
Ook minister Ollongren is enthousiast, constateert Alkemade: ‘Ze realiseert zich dat ze met de nieuwe Omgevingswet en alle regels die daarbij horen, voorbij de abstractie moet gaan, een beeldend verhaal moet kunnen vertellen.’

Maar doet ze dat ook? Vooralsnog verlangt ze van steden dat die vooral veel woningen bouwen. En snel ook.
‘Haar agenda is een andere dan die van ons. Wij denken integraal en mikken op de lange termijn. Ik ben bang dat we van wat we de komende tijd bouwen over tien jaar alweer spijt hebben.’

Feit is wel dat veel mensen nú een woning nodig hebben.

‘Zeker en daar sluiten we ook onze ogen niet voor. Zo zijn we de prijsvraag Panorama Lokaal gestart om in zeven steden te verkennen hoe we de actuele woningbouwopgave kunnen combineren met de vraagstukken die misschien pas over een tijd zichtbaar worden, maar nu al zeer urgent zijn.’

Het is opmerkelijk dat een verhaal dat zo goed ontvangen wordt niet tot zichtbare beleidsveranderingen leidt.
‘Kijk, wij stormen instinctief naar voren, en stellen bijvoorbeeld dat industriële vormen van voedselproductie niet meer in het landelijk gebied thuishoren. Dat is een uitspraak waar het kabinet voor terugdeinst.’

Terwijl het kabinet dit jaar wel een Nationale Omgevingsvisie (NOVI) uitbracht, waardoor na jaren van afwezigheid ruimtelijke ordening weer voet aan de Haagse grond lijkt te krijgen. Emiel Reiding, die als topambtenaar verantwoordelijk was voor de totstandkoming van de NOVI, zei: Panorama Nederland is het verhaal dat ik niet mocht vertellen. Hadden de NOVI en Panorama Nederland niet één verhaal moeten zijn?
‘Ik zie die koppeling wel. Ons verhaal voegt verbeeldingskracht toe waardoor de NOVI extra betekenis krijgt.’

Zo ziet de vakwereld het niet. Panorama Nederland is hosanna, terwijl over de NOVI veel teleurstelling bestaat.
‘Ik zie potentie in de NOVI, maar het gevaar is dat het als een soufflé in elkaar zakt. Juist omdat die rijkheid ontbreekt, een sterk verhaal, dat samenhangende perspectief op de opgaven waar we voor we staan.’

Waan van de dag
Om de politieke verlamming die Floris Alkemade om zich heen ziet te doorbreken, dicht hij een grote rol toe aan zijn vakbroeders, de architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten. ‘We moeten ons veel meedogenlozer opstellen, onafhankelijker ook. We zijn zo verweven geraakt met onze politieke en commerciële opdrachtgevers, terwijl we juist verhalen moeten verkondingen waar naar geluisterd wordt, die staan voor de fundamentele veranderingen die nodig zijn. We moeten opereren als de derde macht die de dominantie van het marktdenken en de politieke waan van de dag doorbreekt.’

Dan hebben we nog een lange weg te gaan. Architecten staan er niet goed op. Ze zouden vooral met hun eigen ideeën en concepten bezig zijn, in discussies over het Binnenhof worden architecten megalomaan en fantasten genoemd.
Alkemade zucht. ‘Ik heb bij OMA meegemaakt hoe er rond Rem Koolhaas een cultus is ontstaan. Over hem deden zoveel vooroordelen de ronde. Juist Rem had een hekel aan “starchitecture”, en was een van de eerste ontwerpers die met een eigen onderzoeksbureau (AMO, red.) grip probeerde te krijgen op maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen.’

__________

 

Door extreme oplossingen te verkennen komen vernieuwende ideeën op tafel

__________


Een van de middelen die Alkemade inzet om de vakwereld klaar te stomen is de prijsvraag – of zoals hij liever zegt: ontwerpend onderzoek –, waarmee hij een cultuur van nadenken wil creëren. In prijsvragen over wonen en zorg (Who Cares), vluchtelingen (A home away from home) en de toekomst van de landbouw (Brood en spelen), daagde Alkemade ontwerpers uit om radicaal te zijn. ‘Door extreme oplossingen te verkennen komen vernieuwende ideeën op tafel. In de praktijk hebben zulke projecten het lastig. Zie het voorstel voor een leefabonnement in Groningen (opgenomen in dit jaarboek, red.) dat op allerlei bureaucratische bezwaren stuit. Wij stimuleren de ontwerpers achter die ideeën om vol te houden, om op de deur te blijven bonzen en om geen concessies aan hun plan te doen.’ Hij knikt: ‘Ik weet het, dat vergt veel van ontwerpers. Maar de kunst van vernieuwing is gebaat bij volhouden, bij een lange adem.’

Overschat u de ontwerpwereld niet?
‘Overschatting is goed. Dat we steeds verder durven reiken dan we eigenlijk aankunnen.’

Maar kunnen ontwerpers het aan? Hebben ze de juiste vaardigheden? Bovendien constateren we dat een deel van de vakwereld vervalt in oude patronen, dat ze juist weer naar de commerciële pijpen van ontwikkelaars en beleggers dansen.
‘Dat is een van de redenen waarom ik in al onze prijsvragen ontwerpers dwing om in coalities te werken. We hebben in Nederland geweldige ontwerpers – ze kunnen werkelijk alles mooi maken – maar als je niet de juiste vragen adresseert is die schoonheid leeg. Je kunt pas een agrariër overtuigen anders met zijn land om te gaan als je kennis hebt van waar die boer mee te maken heeft. Als je ontwerpt aan combinaties van wonen en zorg is een ouderenverzorger in je team cruciaal. Die weet hoe het er achter al die voordeuren aan toegaat, die ziet dingen die wij normaal niet zien.’

In uw essay ‘De emancipatie van de periferie’ uit 2016 bepleit u iets vergelijkbaars. U spreekt daarin over het opheffen van de blindheid.
‘Ja, in dit geval om het hardnekkige beeld van de Randstad als het economische en culturele centrum van Nederland te ontkrachten. Ik zat eens in het tv-programma Buitenhof tegenover architectuurjournalist Tracy Metz. Zij stelde dat in de Randstad het geld voor de rest van Nederland wordt verdiend, een uitspraak die aantoonbaar onjuist is – twee derde van ons bruto nationaal product wordt buiten de vier grote steden verdiend.’

Waarschijnlijk woont ook driekwart van de ontwerpers in de Randstad.
‘Dus ook bij hen moet die blindheid worden opgeheven. Bertold Brecht schreef het al in het Duitsland van de jaren twintig: diegenen die in het licht staan zien we, diegenen in het donker niet. Dat geldt ook voor onze tijd: in sommige wijken leven mensen zeven jaar korter, een op de zes pubers kan de ondertiteling op de tv niet lezen, een op de tien volwassenen voelt zich eenzaam. Zien we dat? Weten we dat?’

Morele afwegingen

Toch even: we horen steeds meer vakgenoten zeggen dat de focus op maatschappelijke onderwerpen niet ten koste mag gaan van het klassieke ambacht, van de esthetiek, de bouwkunst.

‘Daar ben ik het helemaal mee eens. Esthetica is essentieel. Neem de expositie over nazi-design in Den Bosch. Als ontwerper kan ik de verleidingskracht van de getoonde ontwerpen niet ontkennen. Die verfijndheid... Maar de werkelijke vraag is met welk doel zetten we die prachtige ontwerpen in, waar richt ik me als ontwerper op, waarvoor wil mijn opdrachtgever dit gebruiken? Als wij als ontwerpers die morele afwegingen niet meer maken, wie dan wel?’

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
De omstreden renovatie van het Binnenhof

De verbouwing van het Binnenhof was de afgelopen maanden een splijtzwam tussen de betrokken architecten, het Rijksvastgoedbedrijf en de gebruikers, en dan met name de verantwoordelijke Kamercommissie. Vooral de  coördinerende architecten OMA en DOK moesten het ontgelden. Zij zouden, aldus de Tweede Kamer, met ‘megalomane voorstellen’ het Binnenhof een metamorfose hebben willen geven. Beiden zijn inmiddels van het project afgehaald.

Als rijksbouwmeester zit Floris Alkemade dicht bij het vuur. Hij breekt zich het hoofd of hij het debacle had kunnen voorkomen. ‘Ik heb me vooral beziggehouden met de architectenselectie, het ontwerpproces en de borging van de architectonische kwaliteit. Misschien had ik me meer met het proces moeten bemoeien, met de dialoog tussen de architecten en de politieke denkwereld van de gebruikers van het Binnenhof.’

Want in die dialoog is veel misgegaan, zo blikt Alkemade terug. ‘Het grootste deel van de renovatie gaat om het vervangen van installaties, om het verbeteren van de brandveiligheid. Maar in mijn optiek moet je zo’n project aangrijpen om de historische en architectonische rijkheid van dit acht eeuwen oude complex weer zoveel mogelijk zichtbaar te maken.’ Daarom adviseerde hij het Rijksvastgoedbedrijf om niet voor één architect te kiezen, maar om per gebouw een geschikt bureau te selecteren. ‘Ik zei tegen de bureaus: het moet sober en doelmatig, maar doe het ook slim. Kun je het updaten van installaties aangrijpen om oude kwaliteiten, verloren stijlen en historische kenmerken in ere te herstellen?’

Die insteek stuitte op weerstand bij een deel van de gebruikers van het Binnenhof. ‘Een installatie vervangen is een onzichtbare ingreep, maar een trappenhuis herstellen, of met de aanleg van een binnentuin de ligging van de oude slotgracht tonen – dan wordt de renovatie opeens zichtbaar.’ De politiek schiet dan in een reflex, merkte Alkemade. ‘Bij zaken die zichtbaar zijn, lijkt het alsof er niet sober en doelmatig is gewerkt, maar dat er budget verspild is.’

Het leidde tot bizarre taferelen, ook omdat door de opgelegde geheimhouding de discussies Kafkaëske proporties aannamen. ‘Kamerleden kijken naar de renderings, zien in een van de zalen de oorspronkelijke houten vloer, maar roepen dat de architecten laminaat willen. Waarom?’

 

Berustend: ‘Het is zo ingewikkeld, een project waarin dromen, angst en bedrog met elkaar verweven raken. Als ik geen rijksbouwmeester meer ben schrijf ik hierover een Shakesperiaanse tragedie.’