Onderzoeker Socrates Schouten: ‘Het denken in publieke waarden verspreidt zich’

Met allerlei initiatieven zoeken mensen naar alternatieven voor de heersende winstgedreven samenleving. In voedsel- en energieproductie en bij stedelijke inrichting nemen groepen burgers het heft in handen om hun gemeenschappen te versterken en vanuit waarden als duurzaamheid en circulariteit hun wereld vorm te geven. Socrates Schouten, onderzoeker bij Waag Society,  is een pleitbezorger van commons: “Een brede mentaliteitsverandering is noodzakelijk – alleen eilandjes in een woeste zee van marktwerking werkt niet.”

Tekst Mark Hendriks | Foto Christiaan Krouwels

Wat is een common?

 

‘Er zijn veel definities in omloop, maar voor mij is een common een gedeelde hulpbron die door een gemeenschap op basis van specifieke regels en waarden gebruikt en beheerd wordt. Denk aan energiecoöperaties, voedseltuinen, broodfondsen of cohousing. In zekere zin zijn een natuurgebied of zelfs het klimaat commons, gedeelde goederen waar we allemaal verantwoordelijkheid voor dragen.’

 

is alles dan een common?

 

‘De neiging bestaat om heel veel zaken tot common te benoemen, maar daardoor kan het begrip aan betekenis verliezen. Ik probeer dan ook selectief met de term om te gaan, en het alleen te gebruiken als het werkelijk meerwaarde heeft, onderscheidend is.

Socrates Schouten (1985) is onderzoeker bij Waag Society in Amsterdam, een organisatie die zich bezighoudt met raakvlakken van kunst, technologie en elektronische media. Schouten richt zich vooral op circulaire economie en commons. Bij Waag leidt hij het Commons Lab, dat zich bezighoudt met het ontwerp van digitale, financiële en juridische platforms die zelforganisaties faciliteren, waarbij sociaal en duurzaam voorop staan. Ook manifesteert het lab zich artistiek en publiek met het doel commons op de kaart zetten.


‘Elinor Ostrom, een Amerikaanse wetenschapper die de Nobelprijs kreeg voor haar onderzoek naar gemeenschappelijke hulpbronnen, gaat uit van een afgebakende groep wiens recht om de hulpbron te gebruiken en te beheren erkend wordt. Het klassieke voorbeeld is de schapenweide, waar elke herder een eigenbelang nastreeft, namelijk dat zijn dieren er zoveel mogelijk gras eten. Maar samen hebben ze een gedeeld belang om de weide zo goed mogelijk in stand te houden. Hierin ligt tevens de oorsprong van de “tragedie van de meent”, ooit gemunt door bioloog Garret Hardin. Hij waarschuwde voor de impact van overbevolking op de milieucapaciteit en trok een vergelijking met de schapenweide: als iedere herder teveel wil, wordt hun gezamenlijke hulpbron uitgeput.’

Waarom is het denken in commons in opkomst?


‘Ik zie het als een poging om de complexiteit van de samenleving waarin we leven het hoofd te bieden.

‘Laat me dit uitleggen. Na de Tweede Wereldoorlog neemt de overheid een collectief project ter hand, namelijk de wederopbouw, de vorming van een verzorgingsstaat. Al gauw gaat de overheid hiervoor in zee met marktpartijen en het marktdenken groeit gestaag uit tot een ideologie, die in de vorm van het neoliberalisme uiteindelijk zegeviert. Zonder te vervallen in een uitputtende historische analyse, kunnen we stellen dat de samenleving tot het einde van de twintigste eeuw tamelijk overzichtelijk was – of in ieder geval, dat leek zo.

Dat verandert rond het millennium, als de maatschappelijke, politieke en economische complexiteit zich pas echt ontvouwt. We leven in een volledig geglobaliseerde wereld, in termen van kapitaalstromen, data, handel en milieuproblematiek. Spraken we in de jaren tachtig van zure regen, nu gaat het om mondiale klimaatverandering. Problemen zijn niet langer sectoraal of plaatselijk – armoede, vluchtelingen en klimaat hangen nauw met elkaar samen. Technische oplossingen, waarop we decennialang hebben vertrouwd, schieten tekort. De sleutel zit in ons gedrag, in hoe we ons organiseren, in de wijze waarop we onze economie bezien.

‘Dit alles is de tandem overheid-markt boven het hoofd gegroeid en daarom zoeken mensen hun toevlucht in praktische oplossingen – die lokaal gestoeld zijn, die een menselijke maat hebben en waar het eigenaarschap eerlijk en direct is.’

 

__________

 

‘Deelname aan een common is niet het aangaan van een transactie, maar van een relatie.
__________

 


In mijn broodfonds zijn solidariteit en vertrouwen sleutelbegrippen. Zijn ze cruciaal voor het succes van een common? Ik bedoel: die herders hebben een economisch eigenbelang en hoeven niet per se solidair met elkaar te zijn.

‘Er zijn theoretici die de common puur zien als een rationeel eigenbelang. Voor mij is deelname aan een common niet het aangaan van een transactie, maar van een relatie. In een energiecoöperatie zetten gelijkgestemde bewoners samen iets op. De Ru Paré-community, een “buurthub” in Amsterdam Nieuw-West draait om het vergroten van sociale verbanden.’

Gelijkgestemdheid, solidariteit – in dit dossier verkennen we vooral situaties waarin groepen bij elkaar komen die weinig gemeen hebben. Zoals boeren en natuurorganisaties, of energiebedrijven en bewoners van een achterstandswijk in Rotterdam.

‘Wat mij stoorde tijdens de boerenprotesten eerder dit jaar is dat het geframed werd als een tegenstelling tussen de agrarische sector en het milieu. Terwijl die tegenstelling er niet is – en ik weet dat veel boeren het met mij eens zijn. Boeren verliezen geen geld door de natuur, maar aan banken en hoge investeringen. Het landbouwmodel dat boeren aan de rand van de afgrond brengt is niet gecreëerd door de “milieugekkies” van GroenLinks maar door de “rendementgekkies” van CDA en VVD.

‘Landbouw moest kapitaalintensief zijn, de grond veel opbrengen. Maar de grondprijs is zo hoog, daar valt niet tegenop te boeren. Het denken in commons kan dergelijke uitzichtloze situaties doorbreken, bijvoorbeeld doordat burgers en maatschappelijke organisaties grond uit de markt nemen waarop boeren tegen een schappelijk pachttarief aan de slag kunnen zoals in het initiatief Land van Ons gebeurt. Dan ontstaat ruimte voor andere waarden, zoals lokaal en biologisch voedsel, voor natuur, voor de lange termijn. Het zijn dit soort eilandjes waar mensen het weer voor het zeggen hebben en die een tegenwicht bieden tegen de vermarkting van grond en milieu.’

 

__________ 

 

in plaats van collectieve goederen te vermarkten moet de overheid mensen bijstaan die geen toegang hebben tot deelname aan een common

__________

 


Is dat ook niet een zwakte, dat dit zelf doen eilandjes blijven die op een hoger schaalniveau geen effect hebben?

‘Commons zijn geen vervanging voor alles. Maar een brede mentaliteitsverandering is noodzakelijk – alleen eilandjes in een woeste zee van marktwerking is niet genoeg. Ik ben optimistisch, want ik zie dat het denken in publieke waarden zich verspreidt. Ook de overheid trekt stukje bij beetje zaken naar zich toe. Dat is nodig, want in plaats van collectieve goederen te vermarkten moet de overheid omstandigheden creëren waarbinnen commons goed gedijen, maar bovenal mensen bijstaan die geen toegang hebben tot deelname aan een common.’

En marktpartijen?

‘Zij moeten meebuigen. Je ziet in het bankwezen al concepten onder de vlag van “finance for the common good”, waarin het rendement niet langer voorop staat. Dat is mooi, maar in de praktijk valt dat niet altijd mee – zijn investeerders echt bereid hun commerciële belang opzij te zetten?’

In de redactie was op dit punt veel discussie. Leuk dat zelf doen, maar zonder verdienmodel blijft een common niet overeind?

‘Het hangt af van wat je onder verdienmodel verstaat. Ik werk mee in een ontwerpteam voor de vernieuwing van de Haarlemse wijk Schalkwijk (voor de prijsvraag Panorama Lokaal, red.). We vragen ons af of het succes van zo’n wijk alleen is af te lezen aan de economische waarde van het vastgoed en de grond. Ja, tal van sectoren staan onder druk, en ja, geld rendeert niet meer – dus logisch dat vastgoed gezien wordt als melkkoe. Maar die druk moet eraf. Hoe kunnen we sociale functies en ontmoetingsplekken creëren als we tegelijkertijd de portemonnees van grond- en vastgoedeigenaren moeten vullen?

‘In Schalkwijk is het wat ons betreft denkbaar – mede vanwege de relatief lage WOZ-waarde – dat bijvoorbeeld corporaties grond uit de markt halen voor de ingebruikname als buurtpark, voedseltuin of speelplek. Ook roepen we op om uit te gaan van wat de gemeenschap al herbergt. Veel bewoners zitten in de bijstand en vanuit financieel oogpunt is een baan de enige denkbare oplossing. Maar als je door een sociaal-ecologische bril kijkt zie je dat die mensen als vrijwilliger zo’n wijk ook wat te bieden hebben.

‘De winstverwachting moet worden bijgesteld tot een niveau dat het weer de mensen dient. Wijkvernieuwing gaat teveel over de stijging van de vastgoedwaarde, waardoor huidige bewoners moeten vertrekken en er “betere” voor in de plaats komen – de wijk gentrificeert en wordt alleen bereikbaar voor rijkere tweeverdieners.’

 

__________ 

 

Ontwerpers kunnen systeemvragen stellen, vastgeroeste gewoontes bevragen. Waarom zijn grondexploitaties dominant?
__________

 


Hoe doe je dat in stadsdelen waar beleggers het voor het zeggen hebben en het terugverdienen van de grondaankoop allesbepalend is?

‘Misschien moeten we ons radicaler uitdrukken. Ik verdiep me in het werk van Louis le Roy, die zich in de jaren zeventig hevig verzette tegen de schijnbare tegenstelling tussen natuur en cultuur. Hij gaf af op de intensieve landbouw, hoe weinig inspirerend en kaal die lange rechte lijnen in het landschap waren. Later richtte hij zich op de woningbouw en probeerde hij economische belangen terug te dringen en ecologische principes ruim baan te geven. Niet door het als een zachte waarde neer te zetten, maar door het te verabsolutiseren, door scherp neer te zetten wat ecologie eigenlijk om het lijf heeft.’

Welke rol hebben ontwerpers?

‘Zij kunnen systeemvragen stellen, vastgeroeste gewoontes bevragen. Waarom zijn grondexploitaties dominant? Kun je de terreur van de spreadsheet doorbreken door met ontwerp zichtbaar te maken wat investeringen meer opleveren dan financieel rendement alleen?

‘Ontwerp is de middelpuntzoekende kracht die tal van overwegingen bij elkaar moet brengen in een legitiem eindproduct. En de eisen aan wat dan legitiem is worden steeds hoger. Ontwerp draait allang niet meer uitsluitend om esthetiek. Het is een middel om een bestuurlijk proces open te breken, om het beleid te beïnvloeden.’

Zijn ontwerpers daarvan doordrongen?

‘De ontwerpers waarmee ik werk in ieder geval wel. Zij zien een gebouw of park niet als een esthetisch object. Ze weten dat ze, ondanks dat het precieze effect van hun interventie ongewis is, met de lijnen die ze tekenen de sociale en economische dynamiek in de wijk in positieve zin kunnen beïnvloeden.’