'Auto's kunnen een positieve bijdrage leveren aan de sfeer'

FLORIAN BOER EN DIRK VAN PEIJPE VAN DE URBANISTEN

Afgelopen zondag overleed stedenbouwkundige Florian Boer. In 2013 spraken we hem en zijn compagnon Dirk van Peijpe over de visie en het werk van hun bureau De Urbanisten. 'Stedenbouw is te lang gegaan over de plaatsing van bouwvolumes.'

 

Tekst: Mark Hendriks

Foto: Christiaan Krouwels

 

Op een late maandagmiddag zindert de hitte boven het Oude Noorden, een volkswijk in het hart van Rotterdam. Voor het door architect Maaskant ontworpen schoolgebouw van Technicon – met aan de voorgevel een sculptuur van Karel Appel – wordt gebouwd aan het eerste waterplein ter wereld. Traptreden leiden naar een verdiept betonnen sportveld. Ernaast ligt een bassin, omgeven door een lijnenspel van metalen goten. Rondom staan hekken, hier en daar liggen bouwmaterialen in het zand.

Het plein in aanleg is niet alleen bedoeld voor sport en ontspanning. Bij hevige buien worden het bassin en het verdiepte veld gebruikt voor de berging van regenwater. Het waterplein is een idee van De Urbanisten, het stedenbouwkundig bureau van Florian Boer en Dirk van Peijpe. ‘Het is een experiment’, vertelt Van Peijpe terwijl hij met een zakdoek het zweet van zijn voorhoofd dept, ‘ook voor de aannemer – die heeft nog nooit zoiets gemaakt.’ Compagnon Boer loopt naar de brede uitsparing in de betonwand. ‘De ruimte achter deze wand is via een brede pijp verbonden met de omgeving van de Hofbogen. Zware regenval kan daar niet door het riool verwerkt worden. Ongeveer vijftien keer per jaar wordt een regenwateroverschot hier geborgen. Na een dag loopt het weg naar het open water van de Noordsingel waarmee het riool wordt ontlast.’ Hij glimlacht: ‘Het zal een spectaculair gezicht zijn – het water dat uit de gleuf stroomt, het plein dat langzaam volloopt.’

 

Exemplarisch

Als de fotograaf Boer en Van Peijpe vraagt om op een traptrede plaats te nemen, klinkt aan de overkant een stem. ‘Hé Florian, Dirk, alles goed?’ Een medewerker van de gemeente Rotterdam steekt het plein over. Ze is bezig met de voorbereidingen voor het openingsfeest in december. ‘We maken er een evenement van. Rotterdam is trots op het waterplein. Bij de aanpak van waterproblemen in de stad lopen we voorop.’ Van Peijpe knikt: ‘Buitenlandse delegaties, zoals onlangs nog uit Los Angeles, bezoeken op het gebied van watermanagement onder meer Kinderdijk en de Maeslantkering.’ Hij tuurt over het waterplein in aanbouw: ‘En sinds kort komen ze ook hier.’

 

Het waterplein is exemplarisch voor het bureauprofiel van De Urbanisten. Een civieltechnisch vraagstuk – de opvang van regenwater – is gecombineerd met het ontwerp van een aantrekkelijke openbare ruimte.

 

Florian Boer en Dirk van Peijpe voelen zich verwant met de Rotterdamse stadsbouwmeester W.N. Rose die in de negentiende eeuw het befaamde singelplan tekende om een eind te maken aan de cholera-epidemieën in het overbevolkte Rotterdam. De Schie en de Rotte werden gescheiden van het stadswater, drinkputten aangelegd, nieuwe singels gegraven die regelmatig met vers water werden doorgespoeld. ‘Die singels zijn nog altijd mooie parkstructuren en aantrekkelijke buitenruimten’, vertelt Van Peijpe op het kantoor van De Urbanisten in de Jufferstraat, tussen de torenflats van het Wijnhaveneiland en vlak bij de Maas. ‘In het singelplan combineerde Rose stadsverfraaiing met ingenieurskunst.’

 

Als een van de weinige bureaus profileert De Urbanisten zich met ‘polytechnische’ opgaven op het gebied van water, mobiliteit, afval en energie. ‘We zijn verbaasd dat die aspecten zo weinig aandacht krijgen, terwijl ze aan de oorsprong van het vak stedenbouw hebben gestaan’, aldus Florian Boer. ‘In de negentiende eeuw sleutelden stadsplanners en ingenieurs aan transport-, water- en afvalsystemen om steden leefbaar en hygiënisch te maken. Dat is in de loop der tijd verdwenen: stedenbouw ging steeds vaker over bouwvolumes die in een verkavelingsplan een plek moesten krijgen. De rest werd uitbesteed aan verkeerskundigen, watermanagers, technici. Energie was tot voor kort zelfs helemaal van de stedenbouwkundige radar verdwenen.’

 

Lager pitje

Van Peijpe durft oorzaken aan te wijzen: het modernisme, waardoor specialisatie steeds meer in zwang raakte, en de invloed van de stijlstroming beaux arts waarin de morfologie van de stad en de compositie van het straatbeeld veel nadruk krijgen. ‘Ik vind het bij hoogbouw niet zo belangrijk of zo’n toren in een stedelijk ensemble past. Het gaat om de ontsluiting, om de energiehuishouding, om de technische organisatie.’

 

De laatste jaren krijgen steeds meer vakgenoten belangstelling voor de relatie tussen stedelijke ontwikkeling en vraagstukken op het gebied van water, mobiliteit en energie. Crises helpen daarbij, meent Boer. ‘De klimaat- en energiecrises versterken de urgentie, door de economische crisis is de vastgoedontwikkeling op een lager pitje komen te staan. Ik zeg daarmee niet dat de financiële crisis een zegen is. Want het geldgebrek raakt ook het werken aan dijkversterking of infrastructuur.’

 

Hun fascinatie voor de technische kant van stadsontwikkeling komt niet uit de lucht vallen. Van Peijpe studeerde planologie aan de Verkeersacademie in Tilburg alvorens hij aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst stedenbouw deed. Boer volgde aan de TU in Eindhoven de opleiding omgevingstechnologie waarin de relatie tussen de gebouwde omgeving en het menselijk gedrag centraal staat.

 

Ze ontmoetten elkaar bij VHP, een architectuur- en stedenbouwbureau dat in 2007 overgenomen werd door ingenieursbureau Royal Haskoning. In plaats van een zegen – ontwerpers en ingenieurs in één bedrijf! – merkten Boer en Van Peijpe dat de ruimte voor onderzoek en experiment beperkt was. Boer: ‘De cultuur in zo’n groot bedrijf is anders – het is heel formeel, elk uur moet je verantwoorden.’ In 2009 besloten Boer en Van Peijpe hun eigen bureau op te richten. ‘Het was op het terras van het Westerpaviljoen toen we deze ambitie voor het eerst uitspraken’, herinnert Boer zich. ‘Voor mij was het vanzelfsprekend, ik had eerder een bureau gehad en zag in Dirk een goede partner.’ Van Peijpe vond het een spannende stap. ‘Ik had jaren bij de gemeente Rotterdam gewerkt, en daarna in loondienst bij VHP. Maar ik had vertrouwen, we hadden met ons bureauprofiel echt iets te pakken.’

 

Energielandschap

Het werk van De Urbanisten kenmerkt zich voornamelijk door langjarige en studieuze projecten. Voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu verkende het bureau hoe langs de oevers van het IJ en de Zaan civieltechnische ingrepen voor waterveiligheid en bodemsanering ruimtelijk ingebed kunnen worden. De Urbanisten maakte een plan voor regenwaterberging in de openbare ruimte van de Amsterdamse Zuidas en in Den Haag een plan voor een energielandschap langs de A4.

 

Onlangs kwam de studie Functional Ambiance gereed, dat tot stand kwam in samenwerking met de Hogeschool Rotterdam en verkeersbureau Goudappel Coffeng. In het zelfgeïnitieerde onderzoek bestudeerde De Urbanisten tien Europese straten – zoals de Rambla de Catalunya in Barcelona en Kensington High Street in Londen – om uit te vinden wat het geheim is achter een goede stadsstraat. Op de eerste pagina van het knalgele rapport wordt de Amerikaanse stedenbouwer en publicist William H. Whyte geciteerd: ‘De straat is de rivier van het stedelijk leven, de plek waar we samenkomen, het pad naar het centrum.’

 

Mensen en hun stad

Van Peijpe bladert naar het hoofdstuk over de Champs d’Elysees. ‘Het is opvallend dat de gigantische stoet van auto’s een positieve bijdrage levert aan de sfeer. De Champs d’Elysees is nog altijd de plek van de flaneurs, en met hen is uitermate goed rekening gehouden. Naast de vele rijbanen zijn brede trottoirs gemaakt. Er is een prettige zonering aangebracht met ruimte voor informele en spontane activiteiten.’

 

Voor hun bevindingen ontwierp het bureau een beeldtaal – zodat het verhaal voor ontwerpers én verkeerskundigen leesbaar is. ‘Het vinden van de juiste taal was een proces van trial and error’, legt Boer uit. ‘We hebben mensen in dienst die erg goed kunnen tekenen. Die klooien, die schetsen, die zoeken, net zolang tot we het gevonden hebben.’ In plaats van de traditionele dwarsdoorsnede is van elke straat een bovenaanzicht getekend waarin zich verschillende scènes afspelen. ‘Die scènes werken we uit’, licht Van Peijpe toe. ‘Daarmee laten we zien wat nodig is voor een prettige interactie tussen voetgangers en automobilisten, tussen de mensen en hun stad.’

 

Een eigen tekenstijl is een handelsmerk van De Urbanisten. Voor de gemeente Dordrecht ontwierp het bureau een script om op overzichtelijke wijze te verbeelden wat wanneer moet gebeuren bij een dijkdoorbraak. Om voor het waterplein medestanders te krijgen werd een stripboek gemaakt. ‘Ik was bang dat het waterplein in het beleid zou verzanden’, verklaart Boer. ‘We moesten dus zorgen dat een breder publiek kennis nam van het idee. Ik ben een fan van strips, dus ik dacht: ja, een stripboek kan het verhaal achter het waterplein goed en duidelijk uitleggen.’

 

Grandioze renderings

Een terugkerende vraag is wat er met hun ontwerponderzoeken gedaan wordt – oftewel: krijgen Van Peijpe en Boer hun ontdekkingen en aanbevelingen door beleids- en besluitvormingsprocessen? Volgens Florian Boer lukt dat alleen als je als ontwerper het technische probleem goed in de vingers hebt. ‘Dan kun je meepraten, dan nemen de ingenieurs je serieus. Ontwerpers denken te vaak in oplossingen die ze vertalen in grandioze renderings. Maar wat is de realiteitswaarde van zulke beelden?’ vraagt hij. ‘Het is niet de manier om je project te verankeren in de civieltechnische wereld van bijvoorbeeld het Deltaprogramma.’

Ze weten nog hoe de programmadirecteur van het deelgebied Rijnmond-Drechtsteden reageerde toen werd voorgesteld om ontwerpers een verkenning naar de Rotterdamse dijkring 14 te laten doen. ‘Ontwerpers? Wat moet ik daarmee?’, zou ze gezegd hebben. Daar is ze op teruggekomen, merkte Boer. ‘We zochten naar mogelijkheden om dijkversterking en stedelijke ontwikkeling te combineren, maar eerst hebben we nauwkeurig in kaart gebracht waar en wanneer dijkverbetering nodig is.’ Die aanpak sloeg aan: Boer en Van Peijpe werken inmiddels nauw samen met het kernteam van het Deltaprogramma aan de uitwerking van beleidsvoorstellen. ‘En’, lacht Boer, ‘het gevoelige voorstel om klimaatgelden ook te gebruiken voor stedelijke ontwikkeling staat gelukkig nog steeds op de politieke agenda.’

 

De mannen van De Urbanisten hebben geleerd volhardend te zijn. Het idee voor het waterplein stamt uit 2004 en sindsdien is met het concept geleurd: langs wethouders, langs deelgemeenten, langs afdelingen die normaal gesproken langs elkaar heen werken. ‘De kunst is om een concrete oplossing te bieden’, aldus Boer. ‘Het waterplein is een tastbare oplossing voor een abstract klimatologisch vraagstuk.’ Van Peijpe besluit: ‘Het is fantastisch dat het nu wordt aangelegd. Een uitgevoerd project is uiteindelijk het beste bewijs dat het werkt.’