Gegrepen door de regenworm

Net zo belangrijk als regenwormen: de schimmel ectomycorizza helpt de wortels van de den om voedingstoffen op te nemen. Foto: Wim van Egmond

 

Deze weken draait de film Onder het maaiveld in de Nederlandse bioscopen. De documentaire toont ons de ondergrondse gemeenschap van wortels, larven, wormen, schimmels, bacteriën, amoeben en geleedpotigen. In 2020 namen ook wij een kijkje in de wereld onder onze voeten. Gasthoofdredacteuren Petra Blaisse, Jana Crepon en Aura Luz Melis stelden toen voor ons maartnummer een dossier samen over de ondergrond en alles wat zich daarin afspeelt. Voor deze speciale editie nodigde Blaisse de bekende wormenonderzoeker Jeroen Onrust uit voor een tweegesprek: ‘De regenworm is de verbinder tussen boven- en onderwereld.’

 

Tekst Mark Hendriks

 

Als Jeroen Onrust plaatsneemt in haar kantoor, steekt gasthoofdredacteur Petra Blaisse direct van wal. Ze vertelt hoe ze jaren geleden gefascineerd raakte door het leven in de ondergrond. ‘Toen ik mijn bureau verbreedde richting landschapsarchitectuur (Blaisse begon oorspronkelijk als interieurontwerper, red.) heb ik tuinmanlessen gevolgd in Overijssel. Daar leerde ik echt werken met de bodem en zag ik hoe alles samenwerkt, hoe de samenstelling van de grond en het bodemleven van invloed zijn op de gezondheid van wortelstelsels.’ Dan, kritisch: ‘Die tuinmannenkennis, dat inzicht in de sleutelrol die de bodem vervult, zie ik in de hedendaagse landschapsarchitectuur nauwelijks terug. Dat verontrust me. We willen paradijsjes maken, maar zonder een gezonde bodem lukt dat niet.’

 

Onrust knikt, maar geeft een hoopvol antwoord. ‘Ook ik zie dat bij velen, en zeker ook bij landschapsarchitecten, kennis van de bodem ontbreekt. Maar ik merk ook dat dit langzaam verandert. Steeds meer mensen vinden dat we de kloof tussen ons en de natuur moeten dichten, en de bodem speelt daarin een sleutelrol.’ Hij wijst naar een foto op tafel van een kronkelende regenworm. ‘Dit beestje is daar de verbeelding van: zij is een verbinder tussen de boven- en onderwereld.’

 

Enorm grondverzet

De regenworm (Latijnse naam: Lumbricus) is de aanleiding voor de ontmoeting tussen Blaisse en Onrust. Hij is onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen en deed promotieonderzoek naar het belang van regenwormen voor weidevogels en de vruchtbaarheid van agrarisch land. Zij – sinds haar jeugd geïnteresseerd in alles wat groeit en bloeit – las ooit het boek ‘The Earth Moved’, waarin de Amerikaanse auteur Amy Stewart schrijft over de bijzondere prestaties van regenwormen. ‘Het was een genot om dit boek te lezen. Ik raakte onder de indruk van wat wormen in de bodem presteren, van het enorme grondverzet dat ze verrichten. Door hun werk verdwijnen ruïnes, komt de grond meters omhoog. Echt verrassend.’

 

Jeroen Onrust vult aan: ‘Ik noem ze niet voor niets biobouwers. Velen profiteren van het werk dat zij verrichten. Ze zorgen dat organisch materiaal de grond in komt, en dat is cruciaal als voedingstof voor andere organismen in de ondergrond. Door hun gewoel loopt water gemakkelijker de bodem in, vindt doorluchting plaats. Hun uitwerpselen bevatten kalk en de slijmlaag die ze in hun gangenstelsels achterlaten is fijn voor plantwortels.’ De Groningse onderzoeker haalt Darwin aan: ‘Die zei: voordat wij de ploeg uitvonden, ploegden de wormen eeuwenlang de aarde om.’

 

Smalste puntje naar voren

Over Darwin gesproken: weinig mensen weten dat de beroemde Brit ooit een boekje over de regenworm schreef, een publicatie die destijds populairder was dan Darwins meesterwerk over de evolutietheorie. Het schijnt dat de onderzoeker vreemde experimenten deed. Hij liet wormen naar klassieke muziek luisteren – waar ze niet op reageerden – en bestudeerde hoe ze op ingenieuze wijze de bladeren opgerold en met het smalste puntje naar voren de grond in trekken.

Het is voor Blaisse reden om te vragen hoe Onrust zijn onderzoek inricht. Gebruikt hij ook geluid? De bioloog lacht: ‘Nee, nee. Ik richt me vooral op de interactie tussen wormen en andere organismen, om te achterhalen hoe dit de kwaliteit van een ecosysteem beïnvloedt. Daarvoor – en daarin lijk ik misschien wel op Darwin – observeer ik wormen.’ Onrust vertelt hoe hij op zijn buik op een plat karretje door de weilanden van Noord-Nederland rijdt. ‘Zo zie ik wanneer en waarom regenwormen aan de oppervlakte komen. En welke, want vooral rode regenwormen (Lumbricus rubellus, ook wel strooisel- of compostwormen geheten, red.) komen boven. De grijze worm (Aporrectodea caliginosa, red.) bijvoorbeeld blijft altijd ondergronds.’

 

werper die als de aanleg begint op afstand komt te staan.’ Ze wendt zich tot Onrust. ‘Wat moeten we doen? Wormen bestellen en uitzetten? Schimmels toevoegen?’

 

Onrust schudt het hoofd: ‘Het is eigenlijk simpel. Niet teveel doen, zorg dat de bodem bedekt is met blad of boomschors en de wormen doen de rest.’

Jeroen Onrust tegen gasthoofdredacteur Petra Blaisse: 'Niet teveel doen, zorg dat de bodem bedekt is met blad of boomschors en de wormen doen de rest.’ Foto: Christiaan Krouwels

 

Het is voor de nieuwsgierige Blaisse het moment om Onrust te bestoken met vragen. Ze wil weten hoe diep wormen de grond in kunnen (antwoord Onrust: ‘Hangt af van de grondwaterstand, maar kan tot zo’n twee meter’), of ze tweeslachtig zijn (‘Ja!’), waar ze paren (‘opvallend genoeg boven de grond, door tegen elkaar aan te liggen’), hoe ze zich voortbewegen (‘door het samentrekken van spieren, en de kleine haartjes waarmee ze zich afzetten’), hoe oud ze worden (‘zes tot twaalf jaar’) en of ze blijven leven als je er een stukje van afsnijdt (‘als je maar niet in het voorste deel snijdt waar de vijf paar harten zich bevinden’).

 

Vloeibare mest

Dan spitst het gesprek zich toe op hoe wormen te werk gaan. Rode wormen brengen organisch materiaal de grond in. Met hulp van micro-organismen wordt dit afgebroken, waarna de grijze wormen het werk overnemen door de minuscule stukjes op te eten en uit te poepen – uiteindelijk zijn dit de voedingsstoffen voor de planten. Blaisse stelt vast dat wormen heel wat materiaal kunnen verstouwen. ‘In mijn composthoop zie ik dat ze zelfs krantenpapier kunnen verorberen. Klopt dat?’

 

‘Absoluut’, antwoordt Onrust. ‘Rode wormen hebben grof materiaal nodig, zoals stro en bladafval. Daarin ligt overigens een oplossing voor de slechte staat van onze landbouwbodems.’

‘Hoe bedoel je?’ vraagt Blaisse.

 

‘In moderne stallen ontstaat vloeibare mest, mede omdat poep en pies niet gescheiden worden. Die mest wordt geïnjecteerd in de bodem en daar kan het bodemleven slecht tegen. Door aan de vloeibare mest stro toe te voegen, of bladafval, wordt het voor regenwormen een aantrekkelijke voedselbron die niet geïnjecteerd hoeft te worden. Je slaat twee vliegen in een klap: betere mest en het herstel van het voedselweb onder de grond.’

 

‘Het aloude potstalsysteem’, zegt Blaisse.

 

‘Precies. Al blijkt het niet zo makkelijk om dit door te voeren omdat veel boeren fors hebben geïnvesteerd in moderne ligboxstallen.’

 

Monocultuur

Toch ziet Jeroen Onrust beweging bij boeren. ‘Toen ik tien jaar geleden begon met mijn onderzoek hadden boeren nauwelijks interesse. Maar nu zijn ze nieuwsgierig, willen ze weten wat ik ontdek en hoe wormen hen kunnen helpen.’

 

Onrust ziet ook verandering in de benadering van een ander probleem, namelijk de monocultuur waarbij elk jaar maar één gewas op het land staat (zoals mais, graan, bieten). ‘Neem de opkomst van agroforestry, waarbij gewassen tussen de bomen staan. De vallende bladeren zorgen voor organisch materiaal en de boomwortels verrijken de bodem.’ Blaisse reageert: ‘Ik heb tijdens die opleiding in Overijssel geleerd dat je de grond met rust moet laten. Dus niet ploegen, niet spitten, niet bemesten. Als je een grasland ongemoeid laat, ontstaat vanzelf een bloemrijke en gevarieerde vegetatie.’ Met enthousiasme: ‘Dat trekt veel wormen aan, insecten, wilde dieren.’

 

Witte klaver

Rest de vraag welke rol regenwormen kunnen spelen in de stad, toch het voornaamste werkterrein van Petra Blaisse en haar bureau. Jeroen Onrust heeft direct wat tips klaar: ‘Zorg voor een diverse beplanting, met vlinderbloemigen zoals witte klaver. En planners en beleidsmakers moeten begrijpen dat een gezonde bodem op zichzelf een bijdrage kan leveren aan het oplossen van stedelijke vraagstukken.’

 

Toch is dat niet genoeg, stelt Blaisse. Ze verhaalt over het ontwerp voor een groot stadspark in Milaan. ‘Ons plan bevat een enorme rijkdom aan beplanting, en we hebben ook het recept gegeven voor de bodemsamenstelling.’ Ze vervolgt: ‘Maar ik zie dat het niet goed gaat: de grond is een harde, stenige klomp, de regen loopt er in de zomer zo vanaf en het is vergeven van onkruid – het eeuwige lot van de ont